Rijden
Instellen
Er kan een snelheid worden ingesteld zonder
de begrenzer in te schakelen.
F Draai de rolknop 1 in de stand "LIMIT": de
snelheidsbegrenzer is geselecteerd, maar
nog niet ingeschakeld (PAUSE).
F Stel de snelheid in door op de toets 2 of 3 te
drukken (bijv. 90 km/h).
U kunt de ingestelde snelheid vervolgens
wijzigen met de toetsen 2 en 3:
-
+/- 1 km = kort indrukken,
-
+/- 5 km = lang indrukken,
-
+/- in stappen van 5 km = ingedrukt houden.
F Inschakelen van de snelheidsbegrenzer:
druk op de toets 4.
94
Onderbreken
F Uitschakelen van de snelheidsbegrenzer:
druk op de toets 4: het uitschakelen wordt
bevestigd op het display (PAUSE).
F Weer inschakelen van de snelheidsbegrenzer:
druk nogmaals op de toets 4.
Tijdelijk overschrijden van
de ingestelde snelheid
Als het gaspedaal geleidelijk dieper wordt
ingetrapt, wordt de snelheid niet verhoogd.
Als het gaspedaal echter met kracht wordt
ingetrapt, tot voorbij het zware punt, wordt de
snelheid wel verhoogd.
De snelheidsbegrenzer wordt tijdelijk
uitgeschakeld en de op het display
weergegeven ingestelde snelheid gaat
knipperen in combinatie met een geluidssignaal.
Het knipperen van de ingestelde snelheid
in combinatie met het geluidssignaal stopt
automatisch als het gaspedaal wordt losgelaten.
Uitschakelen van de
snelheidsbegrenzer
F Draai de knop 1 in de stand 0: de selectie
van de snelheidsbegrenzer wordt ongedaan
gemaakt. Op het display wordt weer de
kilometerteller weergegeven.
Storing
In het geval van een storing in de
snelheidsbegrenzer wordt de ingestelde
snelheid gewist en knipperen de streepjes op
het display.
Laat het systeem controleren door het
PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.