7.3.5 Constante druk
Een constante druk is voordelig in systemen met relatief kleine
drukverliezen in de distributieleidingen:
•
Tweepijps verwarmingssystemen met thermostaatkranen:
- ontworpen voor natuurlijke circulatie
- geringe drukverliezen in die delen van het systeem waardoor
de totale hoeveelheid water stroomt (bijvoorbeeld boiler,
warmtewisselaar en distributieleidingen tot aan de eerste
verdeler).
- omgebouwd naar een groot temperatuurverschil tussen
aanvoer- en retourleiding (bijvoorbeeld wijkverwarming).
•
Vloerverwarmingssystemen met thermostatische ventielen.
•
Eenpijps verwarmingssystemen met thermostaat- of
regelkleppen.
•
Transportpompen in systemen met een klein drukverlies in het
primaire circuit.
Kenmerken en belangrijkste voordelen
•
De pompdruk wordt constant gehouden, onafhankelijk van het
debiet in het systeem.
Technische specificaties
H
Regeling op basis van constante druk
7.3.6 Constante temperatuur
Deze regelmodus is geschikt voor systemen met een vaste
systeemkarakteristiek, bijvoorbeeld huishoudelijke
warmwatersystemen, waarbij regeling van de pomp op basis van
een constante temperatuur van de retourleiding van belang is.
De pomp is af fabriek ingesteld om te werken in een
verwarmingssysteem met een regelaarversterking, Kp, gelijk aan 1.
Als de pomp in een koelsysteem werkt, moet de versterkingsfactor
worden gewijzigd in een negatieve waarde, bijvoorbeeld -1. Zie
paragraaf "Instellingen regelaar".
Kenmerken en belangrijkste voordelen
•
De temperatuur wordt constant gehouden.
•
Gebruik FLOW
om het maximale circulatiedebiet te
LIMIT
regelen.
Technische specificaties
H
Constante temperatuurregeling
Als u deze regelmodus gebruikt, installeert u geen regelkleppen in
het systeem.
De omgekeerde regeling voor koeltoepassingen is beschikbaar
vanaf model B.
Temperatuursensor
Als de pomp in de retourleiding is geïnstalleerd, installeert u een
externe temperatuursensor in de retourleiding van het systeem. Zie
onderstaande afbeelding. Installeer de sensor zo dicht mogelijk bij
de gebruiker (radiator, warmtewisselaar etc.).
Pomp met externe sensor
We adviseren u om de pomp in de aanvoerleiding te installeren.
Als de pomp in de retourleiding van het systeem is geïnstalleerd,
kunt u de ingebouwde temperatuursensor gebruiken. In dit geval
installeert u de pomp zo dicht mogelijk bij de gebruiker (radiator,
warmtewisselaar etc.).
Pomp met interne sensor
Q
Sensorbereik:
•
minimaal -10°C
•
maximaal +130 °C
Om te zorgen dat de pomp in staat is om te regelen adviseren we u
om het sensorbereik in te stellen tussen -5 en +125°C.
7.3.7 Temperatuurverschil
Selecteer deze regelmodus als de pompcapaciteit moet worden
geregeld aan de hand van een temperatuurverschil in het systeem
waarin de pomp is geïnstalleerd.
Kenmerken en belangrijkste voordelen
•
Zorgt voor een constante daling in termperatuurverschil tussen
verwarmings- en koelsystemen.
•
Zorgt voor een constant temperatuurverschil tussen de pomp en
de externe sensor, zie onderstaande afbeeldingen.
•
Vereist twee temperatuursensoren, namelijk de interne
temperatuursensor samen met een externe sensor.
Technische specificaties
Q
Temperatuurverschil
De regelmodus voor temperatuurverschil is beschikbaar in model B.
De modelversie staat aangegeven op het typeplaatje. Zie paragraaf
Modeltype.
Temperatuursensor
Voor het meten van het temperatuurverschil tussen de aanvoer- en
retourleiding moet u zowel de interne als een externe sensor
gebruiken.
t
F
t
R
t
F
t
R
H
t
Q
27