— — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
Beginnen met naaien
a
Zet de naald omhoog door het handwiel naar u
toe te draaien (tegen de klok in), zodat de
markering op het wiel omhoog staat. (Bij
modellen die zijn uitgerust met een
(naaldstandtoets) zet u de naald omhoog door
een- of tweemaal op
a Markering
b
Zet de persvoethendel omhoog.
a Persvoethendel
c
Plaats de stof onder de persvoet, leid de draad
onder de persvoet en trek ongeveer 5 cm
draad (2 inch) naar de achterkant van de
machine.
a 5 cm (2 inch)
te drukken.)
of
b Naaldstandtoets
d
Houd het uiteinde van de draad en de stof in
uw linkerhand, draai het handwiel naar u toe
(tegen de klok in) met uw rechterhand om de
naald omlaag te zetten naar het beginpunt van
het naaiwerk.
e
Zet de persvoethendel omlaag.
a Persvoethendel
Op modellen die zijn uitgerust met een
f
schuifknop voor snelheidsregeling schuift u
deze knop naar rechts of naar links om de
naaisnelheid te wijzigen. Zie "Schuifknop
voor snelheidsregeling (voor modellen die zijn
uitgerust met een start/stoptoets)"
(pagina 13).
a Schuifknop voor snelheidsregeling
g
Druk het voetpedaal langzaam in. (Bij
modellen die zijn uitgerust met een
stoptoets) drukt u eenmaal op
voetpedaal niet is aangesloten.)
De machine begint te naaien.
(start/
als het
of
aStart/stoptoets
39
2