UW NAAIMACHINE LEREN KENNEN — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
Bovendraad inrijgen
Plaats de bovendraad en rijg de naald in.
• Meer bijzonderheden over de naaldinrijger vindt u in pagina 25.
VOORZICHTIG
Volg bij het inrijgen van de bovendraad zorgvuldig de instructies. Als de bovendraad niet goed is
ingeregen, raakt deze draad mogelijk verward. Ook kan de naald verbuigen of breken.
Gebruik nooit een naald van dikte 20 of minder.
Gebruik de juist combinatie van naald en draad. Meer informatie over de juiste combinatie van naalden
en draden vindt u in "Soorten naalden en toepassingen" (pagina 28).
Zet de naaimachine aan.
a
b
Zet de persvoet omhoog met de
persvoethendel.
a Persvoethendel
VOORZICHTIG
Als de persvoet niet omhoog staat, kunt u de
naaimachine niet goed inrijgen.
22
a Klospen
b Markering op het handwiel
Zet de naald omhoog door het handwiel naar
c
u toe te draaien (tegen de klok in) zodat de
markering op het wiel omhoog staat, of druk
eenmaal of tweemaal op
(voor modellen die zijn uitgerust met een
naaldstandtoets) om de naald omhoog te
zetten.
a Markering
• Als de naald niet goed omhoog staat, kunt u
de naaimachine niet goed inrijgen. Draai het
handwiel zo, dat de markering op het wiel
omhoog staat, voordat u de machine inrijgt.
(naaldstandtoets)
of
b Naaldstandtoets