STELARM PAKKERVORK
De stelarm van de pakkervork is een veergeladen arm
tussen de bovenkant van de pakkervork en een anker op
de linkerkant van de balenpers. De uiteinden van de arm
kunnen in één van drie gaten worden geplaatst voor
afstelling. Dat resulteert in een totaal van negen standen
die kunnen worden gebruikt om voor variaties in de
baalvorm te compenseren.
Zorg dat de pennen op de boven- en onderkant van de arm
aan tegenovergestelde kanten van de arm liggen.
De veer (2) op de arm moet zover ingedrukt worden dat de
totale afstand gemeten over de pennen 609 mm
(23-7/8 in.) bedraagt. De veerlengte moet ongeveer
179 mm (7 in.) bedragen.
PAKKERVORKLAGERS
De pakkervorklagers (3) zijn "gesplitste" gietstukken:
Gebruik van shims tussen de lagerhelften is niet nodig. Als
de lagers worden verwijderd, moeten de helften weer
precies op elkaar gezet worden wanneer het lager weer
wordt geïnstalleerd.
De lagers hebben een gladde kant en een "onbewerkte"
kant. De gladde kant van elk lager hoort naar het midden
van de pakkerkrukas te wijzen. De op de krukas ingesloten
ringen kunnen verplaatst worden om de pakkervork te
centreren in de gleuven in de bovenkant van de
balenkamer.
SPELING TUSSEN ROTORS EN TUSSEN
ROTORS EN PAKKERVORK
Als de speling tussen de rotors te groot is, wordt materiaal
mogelijk niet van de rotors afgetrokken en kan het zich om
de rotoras wikkelen of uit de opening van de pakkervork
"overkoken".
Wanneer u afstellingen uitvoert aan de individuele
rotortanden en pakkervork, dient u ervoor te zorgen dat de
rotortanden elkaar net niet raken wanneer ze draaien. De
tussenruimte (A) tussen de rotortanden wanneer deze langs
elkaar bewegen moet zijn ingesteld tussen 0,5 -- 2,0 mm
(0.020 -- 0.080 in.). Als u echter balen maakt van een gewas
met ranken of de neiging om te slingeren, moet de
tussenruimte worden ingesteld op 0,5 mm (0.020 in.). Als
het gewas dit noodzakelijk maakt, is het toelaatbaar om de
tussenruimte terug te brengen tot nul.
HOOFDSTUK 4 -- ONDERHOUD
36082866
86081977
4-15
1
2
A
3
24
25