Als het zwad klein is, kan het raadzaam zijn om de
plunjersnelheid te verlagen en de rijsnelheid te verhogen
zodat u bij elke slag voldoende materiaal in de balenkamer
krijgt om goede balen te vormen. Onder zulke
omstandigheden zal een grote capaciteit niet bereikt
kunnen worden.
Ga er niet van uit dat de balenpers automatisch
compenseert voor alle aspecten van zwadgrootte, vocht,
onregelmatig terrein en andere factoren die bij de meeste
baaloperaties spelen. De bediener van de balenpers dient
de bestaande omstandigheden te beoordelen en overeen-
komstig te handelen.
De knopers en twisters zijn in de fabriek afgesteld en horen
geen of weinig verdere afstelling te vereisen. Als de
balenpers een aantal balen verkeerd knoopt wanneer u net
begonnen bent, wacht dan met verstellen van de knopers
of twisters totdat er een korte inrijperiode verstreken is.
Het merendeel van problemen bij het knopen wordt
veroorzaakt doordat de spanning bij het vormen van de
balen te groot is. WACHT DAAROM VOORDAT U
AFSTELLINGEN VERRICHT TOTDAT U ZEKER WEET
DAT HET PROBLEEM NIET DOOR TE VEEL SPANNING
OP DE BALEN WORDT VEROORZAAKT.
Probeer niet om de grootte of dichtheid van de balen aan
te passen door de spanning van het touw of draad te
wijzigen. Mocht blijken dat het probleem bij het knopen niet
door verf of ruwe randen maar door onjuiste afstelling
wordt veroorzaakt, bestudeer dan de gedeelten over
afstelling van de knoper of twister aandachtig voordat u het
probleem probeert te verhelpen.
GEBRUIK VAN BALENPERS
1.
Hoe gelijkmatiger het zwad, des te gelijkmatiger de
hoeveelheid en stroming van materiaal in de
balenpers en de lengte van de balen zal zijn. Een
ongelijkmatig of bobbelig zwad kan verschillen in de
dikte van de baalplakken veroorzaken. De lengte van
de baal wordt tevens gelijkmatiger naarmate er meer
lasten in de baal geplaatst worden. Omdat de
balenpers nog één last kan toevoegen aan de baal
nadat de knoper is getript, is de totale lengte
gelijkmatiger naarmate deze laatste last kleiner is.
2.
Om goede gelijkmatigheid te verkrijgen worden niet
minder dan vijftien plunjerslagen aanbevolen voor
balen van 102 -- 104 cm (40 -- 41 in.) en niet minder dan
dertien slagen voor balen van 89 -- 91 cm (35 -- 36 in.).
Pas bij verschillen in het zwad de rijsnelheid van de
trekker aan door te schakelen om het juiste aantal
lasten per baal te verkrijgen.
3.
De baal hoort zo stevig te zijn dat u erop kunt staan
zonder dat hij vervormd raakt. Dit betekent niet dat de
baal zwaar moet zijn, het betekent dat hij massief en
stevig hoort te zijn. Strobalen kunnen vrij stevig zijn
zonder ook maar in de verste verte het gewicht van
luzernebalen te benaderen. Zie de pagina's over het
baalgewicht om te bepalen wat de beste manier is om
de dichtheid te wijzigen.
HOOFDSTUK 2 -- GEBRUIK
4.
De balen horen niet alleen stevig, maar ook redelijk
recht te zijn. Stel de pakkervork zo af dat hij het hooi
gelijkmatig in de balenkamer verdeelt. Dat levert een
rechte baal op. Merk tevens op dat de gelijkmatigheid
van de baalvorm toeneemt met de gelijkmatigheid van
de baalinvoer (nadat de invoer goed is afgesteld).
Vergroot uw rijsnelheid als het zwad kleiner is. En
verlaag uw rijsnelheid naar vereist als het zwad groter
is.
5.
Als de balen 's nachts blijven liggen, nemen ze vocht
op uit de grond en van dauw.
6.
Gebruik touw of draad van goede kwaliteit en knoop de
baal goed om de vereiste stevigheid te behouden. De
knoopsterkte van het touw moet voldoende zijn voor
het gewenste baalgewicht.
2-20