Inhoudsopgave
Advertenties
HOOFDAANDRIJFKETTING
De hoofdaandrijfketting (1) moet zo worden afgesteld dat
de doorhanging in het aandrijfsegment 4 tot 7 mm (1/8 tot
1/4 in.) bedraagt. Als de ketting te los zit, kan de ketting
"doorschieten" waardoor de timing tussen de invoer en de
knoper/twister met de plunjer wordt verstoord. Om de
ketting te verstellen, draait u de draagrolbout (2) los en
verdraait u de stelbout (3). Draai de draagrolbout (2) weer
aan tot 225 Nm (166 ft lb).
BELANGRIJK: Alle aandrijfkettingen moeten iets door-
hangen om voldoende speling voor de tandwielen te
bieden. Te strakke kettingen leiden tot falen van lagers en
assen.
AANDRIJFKETTINGEN INVOERROTOR
Stel de rotoraandrijfkettingen (1) zo af dat de doorhanging
in het aandrijfsegment 4 -- 8 mm (1/8 -- 5/16 in.) bedraagt.
Verstel de bijbehorende draagrol (2) om de kettingspan-
ning aan te passen.
Verstel de draagrol (4) om een doorhanging van 4 -- 10 mm
(1/8 -- 3/8 in.) in het midden van het aandrijfsegment van
de ketting (3) te bereiken.
N.B.: Model BC5060 heeft één rotor minder.
AANDRIJFKETTING PAKKERVORK
Stel de draagrol (2) bij om een doorhanging van 4 -- 11 mm
(1/8 -- 7/16 in.) in het aandrijfsegment van de ketting (1) te
verkrijgen.
HOOFDSTUK 4 -- ONDERHOUD
10004446
10004447
36081945
4-10
3
2
1
2
1
1
2
13
4
1
3
14
15
Advertenties
Inhoudsopgave
