XII.
POSITIE KNOPERSTOP
Stel de knoperstop als volgt af:
1.
Draai de knoper totdat de naaldjukstang (1) 13 -- 19 mm
(1/2 -- 3/4 in.) (A) voorbij de hartlijn staat, zoals
afgebeeld.
2.
Zet de triparm op de resetpositie.
N.B.: Als de mate van naalddoorboring is veranderd,
moet u de afstelling van de naaldvergrendeling en de
naaldtiming controleren.
3.
Beweeg de koppelingspal (1) zo ver mogelijk naar
voren.
4.
Verstel de beweegbare poot van de knoperstop (2)
naar voren totdat hij direct tegen de koppelingspal
(horizontaal) aan ligt.
5.
Zet de triparm op de getripte positie.
6.
Stel de knoperstop (2) verticaal af. Er dient een speling
van 6 mm (1/4 in.) te zijn tussen de bovenkant van de
knoperstop en de onderrand van de koppelingspal,
zoals afgebeeld. Pas bij het verrichten van deze
afstelling op dat u de horizontale afstelling van de stop
niet verandert.
7.
Reset de triparm van de knoper. Draai het doseerwiel
om de triparm omhoog te brengen. De stop mag de
koppelingspal niet loslaten voordat de triparm naar
voren "springt". Als de pal te vroeg wordt losgelaten,
zal de lengte van de balen variëren. Breng de stop iets
omhoog zodat de triparm "springt" wanneer de
koppeling wordt losgelaten. Laat de knoper een cyclus
doorlopen om er zeker van te zijn dat de stop bij het
trippen van de koppelingspal loskomt.
HOOFDSTUK 4 -- ONDERHOUD
56060437
36081957
36081958
4-46
A
1
2
RESET
1
2
A
GETRIPT
1
95
96
97