46
OPSPOREN VAN STORINGEN
STORING
OORZAAK
Motor start niet.
Lage acculading.
Slechte aardverbinding.
Losse aansluiting.
Brandstoftekort.
Relais is defect.
Motorbesturing staat niet in 'aan'
positie.
De motor start maar
Elektrische storing
slaat af als de
schakelaar terug in
Lage motoroliedruk.
positie I wordt gezet.
Defect relais
Defecte sleutelschakelaar
De motor start maar wil
Elektrische storing.
niet blijven draaien of
hij schakelt vroegtijdig
Lage motoroliedruk.
uit.
Systeem voor
veiligheidsuitschakeling is actief.
Brandstoftekort.
Schakelaar storing.
Hoge compressorolietemperatuur.
Water in het brandstofsysteem
aanwezig.
Defect relais.
Motor oververhit.
Minder koellucht van de ventilator.
Motortoerental te hoog.
Defect regelventiel.
Motortoerental te laag.
Verkeerde gasnokinstelling.
Verstopt brandstoffilter.
Verstopt luchtfilter.
Defect regelventiel.
Voortijdige ontlasting.
Excessieve trillingen.
Motortoerental te laag.
7/73 - 10/53
Raadpleeg ook het hoofdstuk Motor in dit handboek en de motordiagnosecodes.
OPLOSSING
Controleer
de
spanning
kabelaansluitingen.
Controleer de aardingsleidingen en maak ze indien nodig schoon.
Spoor de aardverbinding op en sluit deze goed aan.
Controleer het brandstofpeil en de componenten van het brandstofsysteem.
Vervang indien nodig het brandstoffilter.
Vervang het relais.
Controleer de druktransducer.
Test de elektrische circuits.
Controleer het oliepeil en de oliefilter(s).
Controleer de relais.
Controleer de sleutelschakelaar.
Test de elektrische circuits.
Controleer het oliepeil en de oliefilter(s).
Controleer de schakelaars voor veiligheidsuitschakeling.
Controleer het brandstofpeil en de componenten van het brandstofsysteem.
Vervang indien nodig het brandstoffilter.
Test de schakelaars.
Controleer het compressoroliepeil en de oliekoeler. Controleer de
ventilatoraandrijving.
Controleer de waterafscheider en maak indien nodig schoon.
Controleer het relais in de houder en vervang het indien nodig.
Controleer de ventilator en de aandrijfriemen. Controleer of er iets in de weg
zit in de motorkap.
Controleer het regelsysteem.
Controleer de gasinstelling.
Controleer en vervangen indien nodig.
Controleer en vervang het element indien nodig.
Controleer het regelsysteem.
Controleer de regeling en de werking van de druktransducer.
Zie "Motortoerental te laag"
op
de
ventilatorriem,
de
accu-
en