30
ONDERHOUD
1. Handremhendel
2. Trekstang en balgen
3. Handremhendel draaipunt
4. Versnellingshendel
5. Remkabel
6. Losbreekkabel
Vereisten:
Tijdens de afstellingsprocedure altijd met de wielremmen beginnen.
Wiel altijd in vooruitrijrichting draaien.
Controleer of er een M10 beveiligingsschroef op het draaipunt van de
handrem is aangebracht.
De rembediening mag niet voorgespannen zijn. Indien nodig,
remstang [7] op de vereffeningsinrichting van de rem [8] los zetten.
Controleer of de rembediening en de kabels [11] soepel werken.
7. Remstang
8. Vereffeningsinrichting
9. Drukveer
10.Correctieplaat
11.Kabel
LET OP: De drukveer [9] mag slechts licht voorgespannen worden
en mag tijdens werking nooit de asbuis raken.
Stel de remmen nooit af bij de remstang [7].
7/73 - 10/53
2. Afstellen van de remschoen
12.Stelschroef
13.Kabelinvoer
Sleutelwijdte van stelschroef [12]
Remafmeting
160x35 / 200x50
250x40
300x60
Stelschroef [12] rechtsom vastdraaien totdat het wiel geblokkeerd
wordt.
Stelschroef [12] linksom los zetten (ong. ½ slag) totdat het wiel
ongehinderd draaien kan.
Lichte sleepgeluiden die geen invloed hebben op het ongehinderd
draaien van het wiel zijn toegestaan.
Deze afstelprocedure, zoals beschreven, moet op beide wielen
worden uitgevoerd.
Bij een nauwkeurige afstelling van de rem, is de stelafstand op de
kabel ongeveer 5-8 mm [11]
3. Afstellen van de compensatie-inrichting
In hoogte verstelbaar model
Breng een M10 beveiligingsschroef aan op het draaipunt van de
handrem.
Koppel de handremkabel [5] aan één kant los.
Pas de hevellengte van remstang [7] vooraf aan (een beetje speling is
toegestaan) en steek de kabel er opnieuw in [5]. Zorg dat er weinig
speling op de kabel is.
Verwijder de M10 beveiligingsschroef uit het draaipunt van de
handrem.
Alle modellen
Trek de handremhendel [1] aan en controleer of de correctieplaat[ 10]
onder een rechte hoek met de trekrichting staat. Indien nodig, pas de
positie van de correctieplaat [10] op de kabels [11] aan.
De drukveer [9] mag slechts licht voorgespannen worden en mag
tijdens werking nooit de asbuis raken.
4. Aanpassen van de remstang
Pas de hevellengte van remstang [7] aan zonder voorspanning en
zonder speling in de versnellingshendel [4].
Bijstellen
Trek de handremhendel [1] enige malen stevig aan om de rem in te
schakelen.
Controleer de uitlijning van de vereffeningsinrichting [8]; deze
moetonder een rechte hoek met de trekrichting staan.
Sleutelwijdte
SW 17
SW 19
SW 22