Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Doosan 7/73 Bedienings- En Onderhoudshandleiding pagina 33

Inhoudsopgave

Advertenties

WAARSCHUWING:
In
brandstofpomp en de brandstofrail zit brandstof onder extreme
druk. Draai nooit fittingen los terwijl de motor nog werkt. Dit kan
persoonlijk letsel en schade aan eigendommen veroorzaken.
LET OP: Laat de startermotor nooit langer dan 30 seconden
ingeschakeld. Wacht twee minuten alvorens opnieuw te tornen
(starten).
OPMERKING: Om beschadiging van de afdichtingen van de
handopvoerpomp te voorkomen, moet Quick Dry Spray Cleaner,
onderdeelnummer 3824510 of gelijkwaardig worden gebruikt om de
brandstofpompkop en de opvoerpomp te reinigen. Ook toepassing
van perslucht voordat het brandstofsysteem wordt aangezogen is
aangewezen.
Na vervanging van een filter of het compleet aftappen van de
brandstoftank, ervoor zorgen dat er brandstof in de brandstoftank van
het
voertuig
is.
OPMERKING: Het is niet nodig om het hogedrukbrandstofsysteem
te ontluchten alvorens de motor te starten. Door de motor te tornen,
zal het brandstofsysteem worden aangezogen.
Draai de hendel van de handopvoerpomp linksom om hem te
ontgrendelen. Pomp de opvoerhendel tot u weerstand voelt en de
hendel niet verder kan worden gepompt (ca. 140 tot 150 slagen voor
droge filters, of 20 tot 60 slagen voor voorgevulde filters).
Vergrendel de hendel van de handopvoerpomp.
Torn de motor. Draai de sleutel naar de OFF (UIT) positie als de motor
na 30 seconden niet start.
Pomp de opvoerpomp opnieuw en herhaal de vorige stappen tot de
motor start.
Als de motor start, kan deze onregelmatig werken en gedurende
enkele minuten een hoger lawaainiveau hebben. Dit is een normale
voorwaarde aangezien lucht uit het systeem wordt verwijderd.
OPMERKING: Het is mogelijk dat Storingscode 559 actief wordt na
vervanging van het brandstoffilter als er lucht in het systeem komt.
Zorg ervoor dat de motor blijft werken tot alle lucht is verwijderd.
Laat de motor draaien en controleer op lekken.
SLANGEN
Om ervoor te zorgen dat de motor zo efficiënt mogelijk blijft
functioneren, dienen alle onderdelen van het luchtinlaatsysteem dat de
motorkoeling regelmatig aan een inspectie te worden onderworpen.
Controleer alle inlaatleidingen naar het luchtfilter en alle flexibele
slangen die worden gebruikt als lucht-, olie- of brandstofleiding. Doe dit
op de aanbevolen tijdstippen zoals aangegeven in het SERVICE-/
ONDERHOUDSSCHEMA.
Controleer alle leidingen regelmatig op scheurtjes, lekkages enz. en
vervang ze onmiddellijk indien ze zijn beschadigd.
ELEKTRISCH SYSTEEM
WAARSCHUWING: zorg ervoor dat u altijd de accukabels
ontkoppelt voordat u service- of onderhoudswerkzaamheden
gaat verrichten
Controleer veiligheidsafslag–systeemschakelaars en de contacten van
de instrumentenpaneel relais op inbranding. Reinig waar nodig.
de
hogedrukleidingen
Controleer de mechanische werking van de onderdelen.
van
de
Controleer of de elektrische aansluitingen van de schakelaars en relais
goed vastzitten, dat wil zeggen losse bouten of schroeven omdat deze
oxidatie kunnen veroorzaken op kritieke plaatsen.
Controleer de onderdelen en de bedrading op tekenen van
oververhitting. Dit kan zich onder meer uiten in de vorm van
verkleuringen, verschroeide kabels, vervormde onderdelen, scherpe
geuren en afgebladderde verf.
ACCU
Houd de aansluitpunten van de accu en de bijbehorende
kabelklemmen goed schoon en voorzie ze van een dun laagje
smeervet om corrosie tegen te gaan.
De bevestigingsklem moet dusdanig strak zitten dat de accu niet kan
verschuiven.
DRUKSYSTEEM
U dient elke 500 uur de buitenkant van het systeem (van het
schroefblok tot aan de uitlaatklep(pen)), inclusief slangen, leidingen,
verbindingen en de scheidingstank aan een inspectie te onderwerpen.
Daarbij dient u vooral te letten op zichtbare beschadigingen,
buitensporige corrosie, slijtage en wrijving. Tevens dient u te
controleren of alles goed vastzit. Onderdelen waarvan u niet zeker
weet of ze nog goed functioneren, dient u te vervangen voordat de
machine weer in bedrijf wordt genomen.
BANDEN/BAND/BANDENSPANNING
Raadpleeg hiervoor het hoofdstuk ALGEMENE INFORMATIE van dit
handboek.
ONDERSTEL/WIELEN
Controleer het aanhaalmoment van de wielmoeren 30 kilometer (20
mijl) na het herplaatsen van de wielen. Raadpleeg hiervoor de TABEL
MET AANHAALMOMENTEN zoals verderop opgenomen in dit
hoofdstuk.
Hefbokken mogen uitsluitend onder de as worden gebruikt.
Er dient regelmatig te worden gecontroleerd of de bouten waarmee het
onderstel aan het chassis is bevestigd, nog goed vastzitten (in het
SERVICE-/ONDERHOUDSSCHEMA kunt u zien hoe vaak dit dient te
gebeuren). Indien nodig, dienen ze daarbij te worden aangedraaid.
Raadpleeg hiervoor de TABEL MET AANHAALMOMENTEN zoals
verderop opgenomen in dit hoofdstuk.
REMMEN
Controleer de remstang na 850 km (500 mijl) en stel deze bij, en
vervolgens na 5.000 km (3.000 mijl) of na 3 maanden (welke maar
eerder plaatsvindt) ter compensatie van eventuele rek in de afstelbare
kabels. Controleer de wielremmen en stel ze bij ter compensatie van
slijtage.
Afstellen van het oploopremsysteem (KNOTT onderstel)
1. Voorbereiding
Machine opkrikken.
Handremhendel laten zakken [1].
Trekstang [2] op het oploopremsysteem geheel uittrekken.
ONDERHOUD
29
7/73 - 10/53

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Deze handleiding is ook geschikt voor:

10/53

Inhoudsopgave