15 Datalogger
15.4 Bij geactiveerde datalogger meten
15.4
Bij geactiveerde datalogger meten
Meten\Kanaal\Meetpunt-nr.
• Start de meting.
• Toets het nummer van het meetpunt in.
• Druk op ENTER.
Als Uitgangsopties\Opsl. meetgegev. geactiveerd en Spec. functie\
SYSTEEM inst.\Ringbuffer gedeactiveerd is, wordt deze melding in beeld gebracht
zodra de datalogger vol is.
GEGEVENSGEHEUGEN IS VOL!
• Druk op ENTER.
De foutmelding verschijnt regelmatig in beeld.
15.5
De meetwaarden wissen
Spec. functie\Wissen meetw.
• Kies Spec. functie\Wissen meetw.
• Druk op ENTER.
Spec. functie\Wissen meetw.\Zeker wissen?
• Kies ja of nee.
• Druk op ENTER.
15.6
Informatie over de datalogger
Al naar gelang de configuratie van de datalogger en de reeds bewaarde meetwaarde-
reeksen verschijnt in het menupunt Spec. functie\Instrument info de overge-
bleven beschikbare datalogger in beeld.
Spec. functie\Instrument info
• Kies Spec. functie\Instrument info.
• Druk op ENTER.
Wij adviseren u de oude meetwaardereeksen te wissen voordat u de meting start, zie pa-
ragraaf 15.5.
150
2020-05-29, UMFLUXUS_F60xV5-3NL
FLUXUS F60x