Stationair toerental afstellen
– Standaardafstelling uitvoeren
– Motor warm laten draaien
Motor slaat bij stationair toerental
af
– Aanslagschroef stationair
toerental LA rechtsom draaien,
tot de messen beginnen mee te
lopen, vervolgens 1 slag
terugdraaien
Messen lopen bij stationair
toerental mee
– Aanslagschroef stationair
toerental LA linksom draaien tot
de messen stil blijven staan,
vervolgens 1 slag verder draaien
Onregelmatig stationair
toerental, motor neemt slecht op
(ondanks de standaardafstelling)
Afstelling stationair toerental te arm.
– Motor warm laten draaien
– Stelschroef stationair toerental L
ca. 1/4 slag linksom draaien
(max. tot aan de aanslag), tot de
motor regelmatig draait en goed
opneemt
Motor slaat bij zwenken bij
stationair toerental af
Afstelling stationair toerental te rijk.
– Motor warm laten draaien
– Stelschroef stationair toerental L
ca. 1/4 slag rechtsom draaien
(max. tot aan de aanslag), tot de
motor mooi stationair draait
86
Na elke correctie van de stand van
de stelschroef stationair toerental L
moet meestal ook de stand van de
aanslagschroef stationair
toerental LA worden gewijzigd.
Correctie van de
carburateurafstelling bij gebruik
op grotere hoogtes
Als de motor niet optimaal draait,
kan een geringe correctie
noodzakelijk zijn.
– Standaardafstelling controleren
– Motor warm laten draaien
– Hoofdstelschroef H
rechtsom (armer) draaien – max.
tot aan de aanslag
De stelschroeven slechts iets
verdraaien, al een geringe
verdraaiing leidt tot een merkbare
wijziging van het draaien van de
motor.
Bij een te arme afstelling bestaat de
kans op schade aan het draaiende
gedeelte door een tekort aan
smering en oververhitting.
10.6
Tussenflens
– Storingstabel, b 3.6
– Carburateur lostrekken en opzij
leggen, b 10.3
– Motor uitbouwen, b 5.5
– Motor op de montagebok
bevestigen, b 1
1
2
1
: Bouten (1) losdraaien en de
tussenflens (2) wegnemen
– Pakking wegnemen – altijd een
nieuwe pakking monteren
: Motor zo op de montagebok
bevestigen dat de cilinder naar
onderen is gericht
: De pakkingvlakken (pijlen)
controleren en reinigen, zo nodig
pakkingresten verwijderen – in de
inlaatpoort mogen zich geen
pakkingresten of vuildeeltjes
bevinden
Onderdelen met beschadigde
pakkingvlakken moeten worden
vervangen.
HS 46, HS 46 C, HS 56 C