4. Maak de omgeving van de bougie schoon om
te voorkomen dat er vuil in de motor komt,
wat beschadiging kan veroorzaken.
5. Verwijder de bougies en de metalen
pakkingringen.
Bougies controleren
1. Bekijk de binnenkant van de bougies
(Figuur 36). Als de isolator lichtbruin of grijs
is, werkt de motor naar behoren. Een zwarte
laag op de isolator duidt meestal op een vuil
luchtfilter.
2. Reinig indien nodig de bougie met een
staalborstel om koolstofaanslag te verwijderen.
Figuur 36
1. Centrale elektrode met
isolator
2. Massa-elektrode
Belangrijk: Bougies altijd vervangen
bij zwarte laag op de bougie, versleten
elektroden, vettige laag op de bougie of
scheuren.
3. Controleer de afstand tussen de centrale
elektrode en de massa-elektrode (Figuur 36).
Verbuig de massa-elektrode (Figuur 36) om de
juiste afstand in te stellen indien dit nodig is.
Bougies monteren
1. Monteer de bougies en de metalen ring.
Controleer of de elektrodenafstand correct is.
2. Draai de bougie vast met een torsie van 22 Nm.
3. Sluit de bougiekabels aan op de bougies
(Figuur 35).
3. Elektrodenafstand (niet op
schaal weergegeven)
Onderhoud
brandstofsysteem
Brandstof aftappen uit de
brandstoftank
In bepaalde omstandigheden is benzine
uiterst ontvlambaar en zeer explosief. Brand
of explosie van benzine kan brandwonden
bij u of anderen en materiële schade
veroorzaken.
• Tap de benzine af uit de brandstoftank
wanneer de motor koud is. Doe dit
buiten op een open terrein. Eventueel
gemorste benzine opnemen.
• Rook nooit als u benzine aftapt en blijf
uit de buurt van open vuur of als de kans
bestaat dat benzinedampen door een
vonk kunnen ontbranden.
1. Parkeer de machine op een horizontaal
oppervlak zodat alle benzine kan weglopen uit
de brandstoftank.
2. Schakel de aftakas uit, zet de rijhendels in de
neutraalstand en stel de parkeerrem in werking.
3. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje
en wacht totdat alle bewegende onderdelen
tot stilstand zijn gekomen alvorens de
bestuurderspositie te verlaten.
4. Sluit de brandstofafsluitklep die vlak bij het
brandstoffilter zit.
5. Maak de slangklem op het brandstoffilter los
en schuif deze over de brandstofslang weg van
het brandstoffilter (Figuur 37).
Opmerking: Er kan een beetje brandstof
uit de brandstofslangen stromen. Plaats een
bak onder de brandstofslangen om de benzine
op te vangen. Neem eventueel gemorste
brandstof op.
6. Trek de brandstofslang van het brandstoffilter
(Figuur 37).
7. Open de brandstofafsluitklep. Laat de benzine
in een benzineblik of opvangbak lopen.
33