Viscositeit: Zie onderstaande tabel
Figuur 30
Motoroliepeil controleren
1. Parkeer de machine op een horizontaal
oppervlak.
2. Schakel de aftakas uit, draai het contactsleuteltje
op Uit en haal dit uit het contact.
3. Wacht totdat alle bewegende onderdelen
tot stilstand zijn gekomen alvorens de
bestuurderspositie te verlaten. Blokkeer
vervolgens de wielen of zet deze vast.
4. Maak de omgeving van de peilstok (Figuur 31)
schoon, zodat er geen vuil in de vulopening
kan komen, wat in motorschade kan resulteren.
Figuur 31
1. Oliepeilstok
5. Verwijder de peilstok en veeg het uiteinde
schoon (Figuur 31).
6. Peilstok helemaal in de vulbuis schuiven, niet
vastdraaien in de buis (Figuur 31).
7. Trek de peilstok eruit en controleer het oliepeil
op het uiteinde. Als het oliepeil te laag is, moet
2. Vulbuis
u langzaam net genoeg olie in de vulbuis gieten
totdat het peil de VOL-markering bereikt.
Belangrijk: Giet niet te veel olie in het
carter; als de motor daarna gaat lopen,
ontstaat schade aan de motor.
Olie verversen
1. Start de motor en laat deze vijf minuten lopen.
Warme olie kan beter worden afgetapt.
2. Parkeer de machine zo dat de aftapkant iets
lager staat dan de andere kant zodat alle olie
kan weglopen.
3. Schakel de aftakas uit en stel de parkeerrem
in werking.
4. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje
en wacht totdat alle bewegende onderdelen
tot stilstand zijn gekomen alvorens de
bestuurderspositie te verlaten.
5. Schuif de aftapslang over de aftapplug.
6. Plaats een opvangbak onder de aftapslang.
Draai aan de aftapplug om de olie in de bak te
laten lopen (Figuur 32).
7. Als alle olie is weggelopen, draait u de aftapplug
dicht.
8. Verwijder de aftapslang (Figuur 32).
Opmerking: De oude olie afgeven bij een
inzamelcentrum.
Figuur 32
1. Olieaftapplug
9. Giet ca. 80 % van de gespecificeerde
hoeveelheid olie langzaam in de vulbuis
(Figuur 31).
31
2. Olieaftapslang