.
4-5.
Aansluiting voor automatisering (voor 28−pens stekkerdoos, indien aanwezig)
A. Standaard automatisering procedure
Gebruik deze procedure als alleen de basisfuncties van de automatisering nodig zijn. Deze functies zijn start/stop,
lasboogindicatie, gasklepregeling, uitschakelen van hoogfrequent, en afstandsbediening van geheugenlocaties.
De lasstroombron werkt als standaardapparaat. Automatiseringsprocedure 2 gebruikt men als een puls golfvorm
extern geregeld moet kunnen worden, of als de lasstroom sterk beïnvloed wordt door stoorsignalen in de bekabeling
tussen afstandsbediening en de lasstroombron.
3
8
7
14
13
12 11
19
18
20
24 23
25
27
28
Signaal−
Pen
richting
1
Ingang
Start/stop = Verbinding met pen 8 start de lascyclus. Verbreken stopt de lascyclus. Bij moment schakelen het apparaat
op 2T in stellen. Bij moment schakelen langer dan 100 milliseconden, maar minder dan 750 milliseconden wordt het
uitgangsvermogen in en uit geschakeld.
3
Ingang
Gasklepregeling = Deze ingang dient om de gasstroom te kunnen regelen los van de standaardregeling voor voor− en
nagas. Verbinding met pen 8 activeert de gasklep.
4
Uitgang
Lasboogindicatie = Te gebruiken in combinatie met pen 9. Deze uitgang dient om naar externe apparatuur te signaleren
dat het apparaat een lasboog heeft gedetecteerd. De pen is doorverbonden met pen 9 als de lasspanning ingeschakeld
is en er minder dan 65 volt lasspanning aanwezig is bij belasting. Elektrische specificatie: transistor met open collector,
maximaal 27 volt DC piekwaarde bij 75 mA. (Zie hoofdstuk 4-7 voor de toepassingsvoorbeelden.)
5
Uitgang
De actuele indicatie van de lasspanning = 1 volt DC t.o.v. pen 11, per 10 volt lasspanning.
6
Uitgang
De actuele indicatie van de lasstroom = 1 volt DC t.o.v. pen 11, per 100 ampère lasstroom.
7
Uitgang
+15 volt DC t.o.v. pen 11 (pen A van 14−polige stekkerdoos)
8
Uitgang
Referentie PEN = Deze pen geeft de signaalreferentie voor de pennen 1, 2, 3, 10, 15 en 16
9
Uitgang
Referentie voor lasboogindicatie = Te gebruiken in combinatie met pen 4. Bedoeld om aan te sluiten op de massa
van de externe voeding. (Zie hoofdstuk 4-7 voor de toepassingsvoorbeelden.)
10
Ingang
Geheugenkeuze = Dient om te schakelen tussen de geheugenplaatsen. Gebruikt in combinatie met de pennen 15 en 16.
(Zie de hoofdstukken 4−14 en 5−14.)
11
Uitgang
Referentie voor stroomsturing = Te gebruiken met de pennen 5, 6, 7, 17 en 18 (pen D van de 14 polige stekkerdoos).
12
Uitgang
Massa van lasapparaat = Veiligheidsaarde. Alleen aan te sluiten als apparatuur van de gebruiker en het lasapparaat
dezelfde potentiaal moeten hebben.
13
Uitgang
Blokkering van bepaalde lascyclus = Te gebruiken in combinatie met pen 14. Gebruikt om een signaal te zenden naar
een automatische spanningsregeling, om de spanning in bepaalde situaties te negeren. De pen is doorverbonden met
pen 14 als het lasapparaat in de lascyclus; startstroom, beginflank, eindflank, eindstroom of dalstroomtijd bij pulserend
lassen is. Elektrische specificatie: transistor met open collector, maximaal 27 volt DC piekwaarde bij 75 mA.
(Zie hoofdstuk 4-7 voor de toepassingsvoorbeelden.)
14
Uitgang
Referentie voor blokkering van bepaalde lascyclus = Te gebruiken in combinatie met pen 13. Bedoeld om aan
te sluiten op de massa van de externe voeding (zie hoofdstuk 4−17 voor voorbeeldtoepassingen).
15
Ingang
Geheugenkeuze = Dient om te schakelen tussen de geheugenplaatsen. Gebruikt in combinatie met de pennen 10 en 16.
(Zie de hoofdstukken 4−15 en 5−14.)
16
Ingang
Geheugenkeuze = Dient om te schakelen tussen de geheugenplaatsen. Gebruikt in combinatie met de pennen 10 en 15.
(Zie de hoofdstukken 4−15 en 5−14.)
17
Ingang
Stroomsterkteregeling = 0 tot 10 volt DC t.o.v. pen 11. De 10 volt stelt de ingestelde maximumwaarde voor die op
de lasstroombron is ingesteld (pen E van de 14−polige stekkerdoos).
Zie verder de volgende pagina
OM−216 869 Pagina 20
Een complete Onderdelenlijst is verkrijgbaar op www. MillerWelds.com
2
1
6
5
4
9
10
15
17
16
22
21
26
Peninformatie van 28−pens stekkerdoos RC28
803 900−A / 218 716−A