13. Druk op
De eerste serie van drie series getallen geeft de standaardinstellingen weer. Als er geen
Opmerking
getal gemarkeerd is, wordt een gemarkeerde onderstreping weergegeven.
14. Druk op
15. Druk op
16. Herhaal stap 15 en 16 totdat het gewenste subnetmasker is opgegeven.
17. Druk op
Netwerkprotocollen uitschakelen (optioneel)
Alle ondersteunde netwerkprotocollen zijn standaard ingeschakeld. Het uitschakelen van de
ongebruikte protocollen heeft het voordeel dat:
●
●
●
●
De TCP/IP-configuratie van de HP Color LaserJet 5550 series printer kan niet worden
Opmerking
uitgeschakeld.
IPX/SPX uitschakelen
Schakel dit protocol niet uit als Windows 95/98, Windows NT, ME, 2000 en Windows XP
Opmerking
wordt gebruikt om op de printer af te drukken.
1. Druk op
2. Druk op
3. Druk op
4. Druk op
5. Druk op
6. Druk op
7. Druk op
8. Druk op
9. Druk op
10. Druk op
11. Druk op
12. Druk op
13. Druk op
14. Druk op
72
Hoofdstuk 3 I/O-configuratie
om LOKALE GATEWAY of STANDAARDGATEWAY te selecteren.
of
om een hoger of lager getal op te geven en LOKAAL of
STANDAARDGATEWAY te configureren.
om naar de volgende serie getallen te gaan.
M
om terug te keren naar de status Gereed.
ENU
de printer minder netwerkverkeer genereert;
onbevoegde gebruikers niet kunnen afdrukken op de printer;
er alleen toepasselijke informatie op de configuratiepagina wordt weergegeven;
het bedieningspaneel van de printer protocolspecifieke foutberichten en
waarschuwingen kan weergeven.
M
om naar MENU'S te gaan.
ENU
om Apparaat configureren te markeren.
om Apparaat configureren te selecteren.
om I/O te markeren.
om I/O te selecteren.
EIO X te markeren (waarbij X = 1, 2 of 3).
om EIO X te selecteren.
om IPX/SPX te markeren.
om IPX/SPX te selecteren.
om INSCHAKELEN te markeren.
om INSCHAKELEN te selecteren.
tot AAN of UIT verschijnt.
om AAN of UIT te selecteren.
M
om terug te keren naar de status Gereed.
ENU
NLWW