VOORZICHTIG
Gebruik voor lade 2, 3 of 4 geen kaarten, enveloppen of niet-ondersteunde formaten
afdrukmateriaal. Druk deze soorten afdrukmateriaal alleen af via lade 1. Plaats niet te veel
afdrukmateriaal in de invoerlade en open de lade niet tijdens een afdruktaak. Dit kan
papierstoringen veroorzaken.
1. Verwijder de lade uit de printer. Zet de schakelaar SPECIAAL/STANDAARD in de
2. Verplaats aan de achterkant van de lade de papiergeleider voor de lengte door de
3. Duw de plaat voor het omhoog brengen van het afdrukmateriaal naar beneden tot deze
96
Hoofdstuk 4 Afdruktaken
positie SPECIAAL.
vergrendeling in te drukken en de achterkant van de lade voor de gewenste lengte van
het afdrukmateriaal te verschuiven.
vergrendeld is.
NLWW