De syslog server instellen
1. Druk op
2. Druk op
3. Druk op
4. Druk op
5. Druk op
6. Druk op
7. Druk op
8. Druk op
9. Druk op
10. Druk op
11. Druk op
12. Druk op
De eerste serie van vier series getallen geeft de standaardinstellingen weer. Elke serie
Opmerking
getallen vertegenwoordigt één byte informatie en ligt tussen 0 en 255.
13. Druk op
14. Druk op
15. Herhaal stap 13 en 14 totdat het gewenste subnetmasker is opgegeven.
16. Druk op
17. Druk op
De lokale en de standaardgateway instellen
1. Druk op
2. Druk op
3. Druk op
4. Druk op
5. Druk op
6. Druk op
7. Druk op
8. Druk op
9. Druk op
10. Druk op
11. Druk op
12. Druk op
NLWW
M
om naar MENU'S te gaan.
ENU
om Apparaat configureren te markeren.
om Apparaat configureren te selecteren.
om I/O te markeren.
om I/O te selecteren.
EIO X te markeren (waarbij X = 1, 2 of 3).
om EIO X te selecteren.
om TCP/IP te markeren.
om HANDM. INST. te markeren.
om HANDM. INST. te selecteren.
om SYSLOG-SERVER te markeren.
om SYSLOG-SERVER te selecteren.
of op
om het getal te verhogen of te verlagen voor de eerste byte van de
standaardgateway.
om naar de volgende serie getallen te gaan. Druk op
serie getallen te gaan.
om de syslog server op te slaan.
M
om terug te keren naar de status Gereed.
ENU
M
om naar MENU'S te gaan.
ENU
om Apparaat configureren te markeren.
om Apparaat configureren te selecteren.
om I/O te markeren.
om I/O te selecteren.
EIO X te markeren (waarbij X = 1, 2 of 3).
om EIO X te selecteren.
om TCP/IP te markeren.
om TCP/IP te selecteren.
om HANDM. INST. te markeren.
om HANDM. INST. te selecteren.
tot LOKALE GATEWAY of STANDAARDGATEWAY verschijnt.
om naar de vorige
Netwerkconfiguratie
71