Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Controle Van Motor En Kabel 166; Het Product Afvoeren 166 - Grundfos BM Series Installatie- En Bedieningsinstructies

Inhoudsopgave

Advertenties

Beschikbare talen

Beschikbare talen

15. Controle van motor en kabel
1. Voedingsspanning
Voltmeter
2. Stroomverbruik
Stroommeter
Punt 3 en 4: Meting niet nodig als voedingsspanning en stroomverbruik normaal zijn.
3. Weerstand van de wikkelin-
gen
Ohmmeter
4. Isolatieweerstand
Megohmmeter
16. Het product afvoeren
Dit product, of onderdelen van dit product dienen op een milieu-
vriendelijke manier afgevoerd te worden:
1. Breng het naar het gemeentelijke afvaldepot.
2. Wanneer dit niet mogelijk is, neemt u dan contact op met uw
Grundfos leverancier.
Het doorkruiste symbool van een afvalbak op een pro-
duct betekent dat het gescheiden van het normale
huishoudelijke afval moet worden verwerkt en afge-
voerd. Als een product dat met dit symbool is gemar-
keerd het einde van de levensduur heeft bereikt,
166
Meet de spanning tussen de fasen met
behulp van een voltmeter.
Sluit de voltmeter aan op de klemmen
in het motorbeveiligingsrelais.
Meet de stroom van elke fase terwijl de
module werkt bij een constante pers-
druk (indien mogelijk bij de capaciteit
waarbij de motor het zwaarst wordt
belast).
Voor normale bedrijfsstroom, zie het
typeplaatje.
Verwijder de fasedraden in de klem-
menkast.
Meet de weerstand van de wikkelingen
zoals weergegeven op de tekening.
Verwijder de fasedraden in de klem-
menkast.
Meet de isolatieweerstand tussen elke
fase en aarde (frame).
Zorg dat de aardverbinding zorgvuldig
gemaakt is.
De spanning moet, wanneer de motor belast is, tussen
- 10 %/+ 6 % van de nominale spanning liggen. Bij grotere
spanningsvariaties kan de motor doorbranden.
Als de spanning continu te hoog of te laag is, moet de motor
worden vervangen door een motor die overeenkomt met de
voedingsspanning. Grote variaties in de spanning zijn een indi-
catie voor slechte voedingsspanning, en de module moet wor-
den uitgeschakeld totdat de storing is gevonden.
Het kan nodig zijn om de motorbeveiliging te resetten.
Bereken als volgt de stroomonbalans (%) in de drie fasen:
1. Tel de drie fasestromen bij elkaar op.
2. Deel deze waarde door drie om de gemiddelde stroom vast
te stellen.
3. Vind de fasestroom die het meest afwijkt van de gemid-
delde stroom.
4. Vergelijk de resultaten van punten 2 en 3.
5. Deel het verschil door de gemiddelde waarde en vermenig-
vuldig met 100. Het resultaat is de procentuele huidige
onbalans.
Voor driefasenmotoren mag de stroomonbalans niet meer dan
5 % bedragen. Als dit wel het geval is, of als de stroom de
maximale bedrijfsstroom overschrijdt, zijn er de volgende
mogelijke storingen:
• De contacten van de motorbeveiliging zijn doorgebrand.
Vervang de contacten.
• Slechte aansluiting in draden, mogelijk in klemmenkast.
• Te hoge of te lage voedingsspanning. Zie punt 1.
• De motorwikkelingen maken kortsluiting of zijn gedeeltelijk
van elkaar geraakt. Zie punt 3.
• Een beschadigde pomp veroorzaakt overbelasting van de
motor. Trek de pomp uit de mantel voor revisie.
• De weerstandswaarde van de motorwikkelingen wijkt te veel
af. Plaats de fasen in fasevolgorde voor een uniformere
belasting. Als dit niet helpt, ga dan naar punt 3.
De hoogste waarde mag de laagste waarde niet met meer dan
10 % overschrijden. Als de afwijking groter is, trekt u de pomp
uit de mantel. Meet de motor en kabel apart, en vervang of
repareer defecte onderdelen. Zie paragraaf
14. Servicedocumentatie.
Als de gemeten isolatieweerstand lager is dan 0,5 MΩ en de
voedingskabel in orde is, trekt u de pomp uit de mantel voor
reparatie of vervanging van motor of kabel. Zie paragraaf
14. Servicedocumentatie.
brengt u het naar een inzamelpunt dat hiertoe is aangewezen
door de plaatselijke afvalverwerkingsautoriteiten. De gescheiden
inzameling en recycling van dergelijke producten helpt het milieu
en de menselijke gezondheid te beschermen.

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Deze handleiding is ook geschikt voor:

Bmhp series

Inhoudsopgave