De druklimieten die in de tabel hieronder staan moeten worden
nageleefd.
Aanbevolen druk
Voordruk
Type
Min.
[bar]
[psi]
[bar]
BM 4"
0,5
7,25
60
BM 6"
0,5
7,25
60
BM 8"
1
14,5
60
BMhp 6"
0,5
7,25
80
BMhp 8"
1
14,5
80
1)
Neem contact op met Grundfos als hogere drukken vereist
zijn.
2)
Houd er rekening mee dat als de maximale zuig-/persdruk
wordt overschreden, een veiligheidsklep moet worden geïn-
stalleerd.
3)
Alleen voor de R-versie. Voor andere uitvoeringen geldt 50 bar
4)
Alleen voor de R-versie. Voor andere uitvoeringen geldt 25
bar.
10.1.1 Koeling
De temperatuur- en debietgrenzen in de onderstaande tabel moe-
ten in acht worden genomen om voldoende koeling van de motor
te waarborgen.
Maximaal toegestane vloeistoftemperatuur
Maximale
vloeistof-
Motor
temperatuur
[°C]
[°F]
Grundfos 4"
40
104
Grundfos 6"
40
104
Grundfos 8"
40
104
10.1.2 Spoelen van de boostermodule
Wanneer een module wordt gespoeld, moet het debiet worden
gereduceerd tot maximaal 10 % van het nominale debiet bij een
minimale druk van 2 bar. De modules moeten worden uitgescha-
keld terwijl het systeem wordt gespoeld. Zie paragraaf 10. Bedrijf.
Bij het verpompen van water met een zoutgehalte
van meer dan 2000 ppm NaCl moet de module wor-
den doorgespoeld in de stroomrichting zoals hieron-
der beschreven.
De spoelprocedure hangt af van de bedrijfstoestand:
Onderbroken bedrijf
•
Als de boostermodule langer dan 30 minuten moet worden uit-
geschakeld, moet deze ca. 10 minuten worden doorgespoeld
met schoon zoetwater. Het spoelen moet worden voortgezet
totdat de module volledig is gevuld met schoon zoetwater. Het
zoutgehalte van het spoelwater moet lager zijn dan 500 ppm
aan de perszijde.
•
Continu
Bedrijf
•
BM: Eens per 24 uur moet de module worden uitgeschakeld
en doorgespoeld met de verpompte vloeistof door middel van
de voedingspomp.
BMhp: Vanwege een interne omloopleiding is het niet nodig
om de BMhp boostermodules elke 24 uur te stoppen.
Bedrijfsonderbreking
•
In geval van stroom-, pomp- of motorstoring moet de booster-
module worden gekoeld en doorgespoeld met schoon zoetwa-
ter. De aftapplug kan worden gebruikt bij het spoelen van de
boostermodule. De boostermodule kan ook worden losgekop-
peld, verwijderd, gedemonteerd en gereinigd met schoon
zoetwater.
164
1)
Afvoerdruk
2)
2)
Max.
Max.
[psi]
[bar]
[psi]
3)
870
80
1160
3)
725
80
1160
4)
362
70
1015
725
80
1160
362
80
1015
Minimale
stroomsnel-
Minimaal debiet
heid voorbij
de motor
3
[m/s (ft/s)]
[m
/h (US GPM)]
≥ 0,15 (0,49)
≥ 0,8 (3,5)
≥ 0,15 (0,49)
≥ 5,5 (24)
≥ 0,15 (0,49)
≥ 18,5 (81,5)
10.1.3 Frequentie van in- en uitschakelingen
Minimaal 1 per jaar wordt aanbevolen.
Maximaal 20 per uur.
Maximaal 100 maal per dag.
8" modules: Maximaal 20 maal per dag.
11. Automatische bewakingsapparaten
Ter bescherming van de modules tegen drooglopen en om een
minimaal debiet van koelwater langs de motoren te waarborgen,
moet het systeem zijn uitgerust met voorzieningen voor debiet-
en drukbewaking (afb. 6 tot 9).
De drukschakelaar aan de zuigzijde wordt ingesteld overeenkom-
stig de geschatte voordruk. Bij een druk lager dan 0,5 bar voor
BM 4" en BM/BMhp 6", en 1 bar voor BM/BMhp 8", wordt een
alarm gegeven en moet de module zonder vertraging worden uit-
geschakeld.
Alle uitlaataansluitingen naar het systeem moeten zijn voorzien
van een debietschakelaar die het systeem stopt bij de ingestelde
minimale debieten.
De bovengenoemde bewakingsinrichtingen waarborgen een cor-
recte voordruk en een minimaal debiet van koelwater langs de
motor.
Als de modules automatisch worden uitgeschakeld, adviseren we
automatisch spoelen. Zie paragraaf 10.1.2 Spoelen van de boos-
termodule.
12. Controle van de werking
Afhankelijk van het aantal bedrijfsuren van de modules moet het
volgende met geschikte tussenpozen worden gecontroleerd:
•
doorstroming
•
startfrequentie
•
regel- en beveiligingsapparaten
•
vloeistoftemperatuur
•
minimaal debiet door de modules tijdens bedrijf.
Als een van de bovenstaande controles abnormale bedrijfsdetails
aan het licht brengt, moet de inspectie worden uitgevoerd in over-
eenstemming met paragraaf 13. Storingen aan het product
opsporen.
We adviseren om het logboek aan het einde van deze instructies
te gebruiken.