BM/BMhp 6", BM/BMhp 8"
Ster-driehoek inschakelen
W2
B2
S
U
P
V2
R2
P
L
U2
Y2
Y
F
W1
R1
O
R
V1
Y1
U1
B1
BK = Zwart
B=Black, R=Red, Y=Yellow
RD = Rood
YE = Geel
Afb. 14 Aansluitschema, ster-driehoekaansluiting
7.1 Gebruik van een frequentie-omvormer
Grundfos motoren
Driefasenmotoren type MS en MMS van Grundfos kunnen op een
frequentie-omvormer worden aangesloten.
Als een frequentie-omvormer moet worden gebruikt voor booster-
modules die in serie geschakeld zijn, dan moet deze worden aan-
gesloten op de laatste module in de stromingsrichting.
We adviseren Grundfos CUE. De CUE is een serie frequentie-
omvormers bedoeld voor toerentalregeling van een groot aantal
Grundfos producten, bijvoorbeeld BM en BMhp.
Als een Grundfos MS motor met een temperatuurop-
nemer is aangesloten op een frequentieomvormer,
smelt een zekering in de opnemer en is de opnemer
inactief. De transmitter kan niet opnieuw worden
geactiveerd. In dat geval zal de motor als een motor
zonder temperatuurtransmitter werken.
Tijdens bedrijf met een frequentieomvormer adviseren wij de
motor niet te laten werken met een frequentie die hoger is dan de
nominale frequentie (50 of 60 Hz). In verband met het bedrijf van
de pomp is het belangrijk om de frequentie, en dus het toerental,
nooit te verlagen tot een niveau waarbij het noodzakelijke debiet
van de koelvloeistof langs de motor niet langer wordt gegaran-
deerd.
De toegestane frequentiebereiken zijn respectievelijk 30-50 Hz
en 30-60 Hz.
Tijdens inschakeling is de maximale versnellingstijd van 0 naar
30 Hz 3 seconden.
Tijdens uitschakeling is de maximale vertragingstijd van 30 naar 0
Hz 3 seconden.
Afhankelijk van het type frequentieomvormer is het mogelijk dat
de motor wordt blootgesteld aan schadelijke spanningspieken.
De bovengenoemde storing kan worden voorkomen door een RC
filter tussen de frequentieomvormer en de motor te monteren.
Eventueel toegenomen akoestische ruis van de motor kan wor-
den voorkomen door een LC filter te installeren die ook spanning-
spieken van de frequentieomvormer elimineert.
Neem voor meer details contact op met de leverancier van de fre-
quentieomzetter of met Grundfos.
162
8. Motorbeveiliging
De boostermodule moet worden aangesloten op een effectieve
motorbeveiliging die de motor moet beschermen tegen schade
als gevolg van spanningsverlies, fasestoring, overbelasting en
een geblokkeerde rotor.
In voedingssystemen waar onderspanning en variaties in fase-
symmetrie kunnen voorkomen, moet ook een relais voor fasesto-
ringen worden aangebracht. Zie paragraaf 15. Controle van
motor en kabel.
Het regelcircuit moet altijd zo worden gemaakt dat alle modules
M
worden uitgeschakeld als één module het begeeft.
8.1 Instellen van motorbeveiliging
Voor koude motoren moet de uitschakeltijd voor de motorbeveili-
ging korter zijn dan 10 seconden (Klasse 10) bij 5 maal de nomi-
nale stroom bij volledige belasting (I
het typeplaatje van de module.
Om een optimale bescherming van de onderwatermotor te garan-
deren, moet de motorbeveiliging overeenkomstig de volgende
richtlijnen worden ingesteld:
1. Stel de motorbeveiliging in op de nominale stroomsterkte (I
I
) van de module.
SFA
2. Start de module en laat deze een half uur draaien bij normale
werking. Zie paragraaf 9. Voorafgaand aan het starten van de
boostermodule(s).
3. Draai de schaalindicator langzaam naar beneden tot het punt
waarop de motor wordt uitgeschakeld.
4. Stel de overbelastingswaarde 5 % hoger in.
De hoogst toelaatbare instelling is de nominale stroom bij volle-
dige belasting (I
Voor modules die zijn gewikkeld voor ster/driehoek starten moet
de motorbeveiliging worden ingesteld zoals hierboven beschre-
ven, maar de maximale instelling moet als volgt zijn:
Motorbeveiliging instelling: nominale stroomsterkte bij vollast x
0,58.
De hoogst toegestane opstarttijd voor ster-driehoek starten is 2
seconden.
/I
1/1
SFA
Indien niet aan deze voorwaarde wordt voldaan,
komt de garantie op de motor te vervallen.
/I
) van de module.
1/1
SFA
) van de module. Zie
/
1/1