Instellingen
6
Instellingen
6.1
Machinegegevens invoeren
De machinegegevens moeten op de bedieningsterminal in gecodeerde vorm worden ingevoerd (zie
Afb. 14).
De machinegegevens zijn te vinden in de tabel (zie hoofdstuk „Tabel machinegegevens", op pagina
37).
Cijfer 1 (1) toont de modus
Cijfer 2 (2) toont de codering
Afb. 14
Op de benodigde modi 1, 2, 3,...., en geef de machinegegevens in gecodeerde vorm in:
1. Toets
indrukken en ingedrukt houden.
2. Toets
indrukken.
Modus 1 openen (zie Afb. 14).
3. Druk op toets
de gewenste modus [zie tabel (Tabel machinegegevens), op pagina 37] kiezen.
4. De code [zie tabel (Tabel machinegegevens), op pagina 37] met de toetsen
instellen.
5. Toets
indrukken.
De code opslaan.
24
.
en
AMALOG+ BAH0017.7 05.2020