4.6
Aanleggen van rijpaden
Met de rijpadenschakeling kunnen - zoals beschreven in de handleiding van de zaaimachine - de
rijpaden in het veld op vooraf ingestelde afstanden worden aangelegd.
Bij het aanleggen van de rijpaden
toont de rijpadenteller het cijfer "0" op de bedieningsterminal
wordt er door de kouters niet gezaaid.
Uit de gewenste afstand tussen de rijpaden en de werkbreedte van de zaaimachine wordt de
benodigde rijpadenverdeling bepaald (zie gebruiksaanwijzing van de zaaimachine). Alle instelbare
schakelritmes zijn te vinden in hoofdstuk „Tabel instelbare rijpadenritmes", op pagina 39. De
rijpadenverdeling moet op de bedieningsterminal worden ingevoerd (zie hoofdst. "Rijpadenverdeling
weergeven / wijzigen", op pagina 26).
De bedieningsterminal telt de rijpaden in de rijpadenteller
na het activeren van de markeurs, bv. voor het omkeren aan het einde van het veld;
na het oplichten van de machine (zonder markeur), bv. voor het keren aan het einde van het
veld.
De rijpadenteller kan geblokkeerd worden (zie hoofdst. "Rijpadenteller blokkeren", op pagina 31)
voor het optillen van de markeur, bv. voor een hindernis;
voor de stilstand van de machine (zonder markeur), bv. bij een werkonderbreking op het veld.
AMALOG+ BAH0017.7 05.2020
Vóór hervatting van het werk
de rijpadenteller activeren;
de rijpadenteller-weergave controleren.
Opbouw en werking
19