Installeren
NB
Een installatie waarbij kabels worden aangesloten op een
gezamenlijke verbinding zoals aangegeven in
Afbeelding 4.41 wordt alleen aanbevolen bij korte kabels.
NB
Als motoren parallel zijn aangesloten, kan 1-29 Autom.
aanpassing motorgeg. (AMA) niet worden gebruikt.
4
4
NB
In systemen met parallel aangesloten motoren kan het
thermo-elektronische relais (ETR) van de frequentieom-
vormer niet worden gebruikt als motorbeveiliging voor de
afzonderlijke motoren. Daarom zijn er extra motorbeveili-
gingen nodig, zoals thermistoren in iedere motor of aparte
thermische relais (stroomonderbrekers zijn niet geschikt als
beveiliging).
Afbeelding 4.41 Installaties met kabels die zijn aangesloten op
een gezamenlijke verbinding
Als de motorvermogens sterk verschillen, kunnen er bij de
start en bij lage toerentallen problemen optreden. Dit
komt omdat de relatief hoge ohmse weerstand in de stator
van kleine motoren een hogere spanning vereist bij de
start en bij lage toerentallen.
4.10.3 Thermische motorbeveiliging
Het thermisch relais in de frequentieomvormer is UL-
goedgekeurd voor enkelvoudige motorbeveiliging wanneer
parameter 1-90 Therm. motorbeveiliging is ingesteld op ETR-
uitsch. en 1-24 Motorstroom is ingesteld op de nominale
motorstroom (zie motortypeplaatje).
Thermische motorbeveiliging kan ook worden gerealiseerd
met behulp van de PTC-thermistoroptiekaart, MCB 112.
Deze kaart is ATEX-gecertificeerd voor het beveiligen van
motoren in explosieve omgevingen, Zone 1/21 en Zone
2/22. Wanneer 1-90 Therm. motorbeveiliging is ingesteld op
54
VLT Automation Low Harmonic Drive Bedieningshandleiding
MG34O210 – VLT® is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss
ATEX ETR [20] en tevens gebruik wordt gemaakt van MCB
112 is het mogelijk om een Ex-e-motor te gebruiken in
explosiegevaarlijke omgevingen. Raadpleeg de program-
meerhandleiding voor meer informatie over het instellen
van de frequentieomvormer voor een veilige werking van
Ex-e-motoren.