6.2.4
Primair verwarmingscircuit
6.2.5
Elektrische aansluiting
6.3
Procedure voor inbedrijfstelling
6.3.1
Secondaire circuit (sanitair warm water)
6.3.2
Primair zonnecircuit
7799211 - V02 - 16032022
Zie
Installatie- en onderhoudshandleiding van de verwarmingsketel of
van de warmtepomp.
1. Controleer de elektrische aansluitingen, vooral de aarding.
Waarschuwing
De eerste inbedrijfstelling moet worden uitgevoerd door een
erkend installateur.
Tijdens het opwarmproces van het water kan er water weglopen
door het aftapcircuit om de veiligheid van de installatie te
garanderen. Dit is een normaal verschijnsel en mag niet worden
belemmerd.
1. Stel de sanitaire mengkraan in op de gewenste temperatuur om
brandwonden te voorkomen bij het tappen van het sanitair warm
water.
Waarschuwing
De thermostatische mengkraan moet maximaal op 60°C afgesteld
zijn.
1. Inspecteer alle aansluitingen van de installatie op lekken.
2. Laat de vloeistof enige tijd circuleren door de installatie en controleer
dan nogmaals de lekdichtheid - (regelaar in de handmatige modus).
3. Open de handbediende ontluchter (ontlucht nogmaals).
4. Breng de druk in de installatie op de bedrijfsdruk van 2 bar (0,2 MPa)
door eventueel warmtegeleidende vloeistof bij te vullen.
5. Nadat de installatie enkele uren in bedrijf is geweest, moet deze
opnieuw worden ontlucht (met de handbediende ontluchter).
Controleer na de ontluchting de druk in de installatie en vul zo nodig
vloeistof bij.
6. Controleer of de regelaar in de automatische modus staat.
7. Controleer de anti-thermosifonkleppen.
8. Controleer de aansluiting van de zonnepomp.
9. Controleer de stand van de zonneboilersensor.
10. Vul het blad "Referentiewaarden indienststelling" aan het einde van de
handleiding in.
Starten en stopzetten van de regelaar
Opgelet
Als de temperatuur in de zonnecollectoren hoger is dan 130 °C,
werkt de regelaar in de veiligheidsmodus. Wacht tot de avond om
de zonnecollectoren in bedrijf te stellen of af te laten koelen
(afdekken).
De installatie is ingeschakeld.
De regelaar start een initialisatiefase waarin de LED rood en groen
knippert. Zodra de initialisatie is beëindigd, gaat de regelaar over op de
automatische modus. Voor activering van de zonnepomp is een
minimumtemperatuur van 30 °C bij de collector vereist en moet het
6 Inbedrijfstelling
BSL 200...400 — BESL 200...400
47