Afb.29
Afb.30
7799211 - V02 - 16032022
Het circuit aansluiten
Opgelet
Zachtsolderen is niet toegestaan. Het gebruik van vloeimiddel
bevordert corrosie in systemen die gevuld zijn met
propyleenglycol als warmtegeleidende vloeistof. In alle gevallen is
het doorspoelen van de buizen noodzakelijk.
Het gebruik van een ijzerzaag is verboden.
Aansluiting van de buizen door middel van klemringen
Hardsolderen: toegevoegd soldeermetaal zonder vloeimiddel volgens
DIN EN 1044, bijvoorbeeld L-Ag2P of L-CuP6.
Koppelstukken: mogen alleen worden gebruikt als zij bestand zijn tegen
glycol en geschikt zijn voor een druk van 0,6 MPa (6 bar) en
temperaturen van minimaal -30 °C tot maximaal 180 °C (gegevens van
de fabrikant).
Afdichtmateriaal: hennep.
Aansluitdruk: 0,6 MPa (6 bar), 140 °C.
MW-M001756-02
Isolatie van de leidingen
Opgelet
Om de isolatie tegen mechanische invloeden te beschermen,
tegen vogels en tegen UV-licht, dient een versterking te worden
aangebracht bovenop de thermische isolatie ter hoogte van het
dak, bestaande uit een aluminium mof of uit zelfklevende
aluminium tape. Deze bijkomende versterking dient afgedicht te
zijn met behulp van siliconen.
Reeds bestaand voor Duo-Tube (optioneel).
In het geval dat andere koperen leidingen worden gebruikt, moet de
isolatie voldoen aan de volgende eisen:
Bestand zijn tegen permanente temperaturen tot 150 °C in de zone
van de collector en ter hoogte van het vertrekpunt, alsook tegen
temperaturen van minimaal -30 °C.
Isolatie bij voorkeur waterdicht en ononderbroken.
met een dikte gelijk aan de diameter van de buis en met een K-
coëfficiënt van 0,04 W/mK.
Belangrijk
Een reductie van de isolatie tot 50% is toegestaan ter hoogte van
de doorgangen door muren en het dak.
Aanbevolen materialen voor maximumtemperaturen van 150 °C:
M001704-A
De Dietrich Duo-Tube
De Dietrich DuoFlex
Armaflex HT
minerale vezels
glaswol
Zonne-expansievat
Het expansievat compenseert de verschillen in volume van de
warmtegeleidende vloeistof als gevolg van temperatuurverschillen. De
volledige hoeveelheid warmtegeleidende vloeistof in de collector wordt
geabsorbeerd wanneer de veiligheid van de installatie in gevaar komt
(stroomonderbreking bij volle zon) en wanneer de installatie zijn
uitschakeltemperatuur bereikt. In dat geval verandert een deel van de
warmtegeleidende vloeistof in gas en verplaatst de vloeistof van de
sensor zich naar het expansievat. Aangezien de collector geen
warmtegeleidende vloeistof meer bevat, loopt de installatie geen enkel
risico meer. Indien bijvoorbeeld aan het einde van de middag de
temperatuur daalt, condenseert het gas en gaat dit opnieuw over in
warmtegeleidende vloeistof.
BSL 200...400 — BESL 200...400
5 Installatie
33