3.
Plaats de olievuldop terug.
a
a -
Olievuldop
b -
Peilstok
c -
Bedrijfsbereik oliepeil
4.
Laat de motor, met een correcte toevoer van koelwater, vijf minuten stationair draaien en controleer op
lekkage. Zet de motor af en controleer het oliepeil met de peilstok. Vul zo nodig olie bij.
Brandstofsysteem
VOORZORGSMAATREGELEN BRANDSTOFSYSTEEM
Brandstof is brandbaar en kan exploderen. Controleer of de contactsleutel op Uit staat en of de
dodemansschakelaar zo is ingesteld dat de motor niet kan aanslaan. Rook niet en zorg dat vonken en
open vuur uit de buurt blijven tijdens de procedure. Zorg voor goede ventilatie van de werkruimte en
vermijd langdurige blootstelling aan brandstofdampen. Controleer altijd op eventuele lekkage voordat u
probeert de motor te starten en verwijder gemorste brandstof altijd onmiddellijk.
Voordat u onderhoud aan een onderdeel van het brandstofsysteem uitvoert, moet u de motor afzetten en
de accu loskoppelen. Tap het brandstofsysteem helemaal af. Gebruik een goedgekeurde opvangbak om
brandstof in op te vangen en op te slaan. Dep eventueel gemorste brandstof onmiddellijk op. Gooi materiaal
waarmee gemorste brandstof is opgedept weg in een daarvoor bedoelde afvalbak. Onderhoud aan het
brandstofsysteem moet altijd in een goed geventileerde ruimte worden verricht. Controleer het systeem altijd
op brandstoflekken na het voltooien van onderhoudswerkzaamheden.
BRANDSTOFLEIDING INSPECTEREN
Inspecteer de brandstofleiding en pompbal visueel op scheuren, zwelling, lekken, hardheid of andere tekenen
van beschadiging. Als u een van deze toestanden aantreft, moet de brandstofslang of pompbal worden
vervangen.
WATER UIT HET BRANDSTOFFILTER AFTAPPEN
Controleer het brandstoffilter op water of bezinksel. Als zich water in de brandstof bevindt, tapt u het water af.
Als het filter verontreinigd lijkt te zijn, verwijdert en vervangt u het.
1.
Lees vooraf Voorzorgsmaatregelen brandstofsysteem.
ONDERHOUD
b
c
WAARSCHUWING
!
88
73882
nld