Afdekkap van het ventiel (1) schroeven.
● Met behulp van een geschikte
luchtpomp met manometer de volgende
bandenspanningswaarden instellen.
Voorbanden:
0,9 - 1,2 bar
Achterbanden:
0,7 - 1,0 bar
14.10 Wielen vervangen
Bij beschadigingen (gaten, scheuren,
snedes enz.) aan de randen het
beschadigde wiel demonteren en hiermee
naar uw vakhandelaar gaan.
Apparaat optillen en ondersteunen
Kans op letsel!
Apparaat voor het optillen altijd
tegen wegrollen beveiligen.
Let op het grote gewicht van het
apparaat voor het optillen (zie
hoofdstuk "Technische gegevens").
( 21.)
Breng het apparaat indien nodig
met behulp van een tweede
persoon of met een krik (niet
meegeleverd) omhoog.
De rem werkt alleen op de
achterwielen. Neem daarom bij het
optillen van de achteras extra
geschikte maatregelen tegen
wegrollen.
222
Voorkom schade aan het
apparaat
Bij het ondersteunen erop letten,
dat het apparaat alleen met de as
of met de achterwand op de
ondergrond ligt.
Het apparaat alleen aan de
hiervoor bedoelde onderdelen (bijv.
frame, bumper, velgen, as) optillen.
Het apparaat nooit aan de kunststof
delen optillen of hierop laten rusten.
● Het apparaat op een vlakke en vaste
ondergrond zetten.
● Verbrandingsmotor uitschakelen.
( 12.3)
● Handrem aantrekken. ( 8.10)
● De contactsleutel eruit trekken en op
een veilige plek bewaren.
Vooras:
A > 200 mm
Achteras:
B > 120 mm
0478 193 9905 C - NL