● Trek de handrem aan. ( 8.10)
● Neem de sleutel uit het contactslot en
bewaar deze op een veilige plek.
● Demonteer het maaiwerk. ( 13.1)
● Verwijder eerst de aangekoekte
grasresten in de maaiwerkbehuizing
met een houten staaf.
● Reinig de onderkant van het maaiwerk
met een borstel en water.
● Let er bij het reinigen van de bovenzijde
van het maaiwerk op dat er geen water
op V-riemen en tandriemen
terechtkomt, richt nooit waterstralen op
de openingen van de afdekkingen.
● Reinig het uitwerpkanaal in
gedemonteerde toestand los van het
apparaat met stromend water en een
borstel.
● Verwijder grasresten uit het maaiwerk
(boven- en onderkant), de motorruimte
en de transmissie. Reinig koelvinnen
van de verbrandingsmotor en
transmissie.
● Reinig de maaimessen met een borstel
en water; klop voor het losmaken van
vervuiling in geen geval op de
maaimessen (bijvoorbeeld met een
hamer).
● Neem de grasopvangbox weg en reinig
deze apart van het apparaat met
stromend water en een borstel.
( 12.10)
14.3 Peilindicator (grasopvangbox)
reinigen
De peilindicator (grasopvangbox) kan bij
het maaien van nat of vochtig gras vuil
worden. Daardoor werkt deze slechter.
0478 193 9905 C - NL
Uit voorzorg moet de peilindicator elke
keer na het maaien of bij elke reiniging van
het uitwerpkanaal worden gereinigd.
● Verbrandingsmotor uitschakelen.
( 12.3)
● De contactsleutel eruit trekken en op
een veilige plek bewaren.
● Handrem aantrekken. ( 8.10)
● Grasopvangbox wegnemen. ( 12.10)
De peilindicator (grasopvangbox) (1) met
lichte druk naar beneden drukken. Hierbij
moet hij vlot kunnen worden bewogen en
moet er een zacht "klikken" van de
schakelaar hoorbaar zijn.
Na het loslaten van de inhoudsindicator
moet deze weer zelfstandig terug naar
boven in de uitgangspositie springen.
● Als de inhoudsindicator niet soepel kan
worden bewogen of bij vervuiling, moet
deze met behulp van een borstel
voorzichtig worden gereinigd – geen
water gebruiken.
14.4 Veiligheidsvoorzieningen
controleren
Kans op letsel!
De veiligheidsvoorzieningen mogen
uitsluitend vanuit de
bestuurdersstoel worden
gecontroleerd.
Hierbij mogen geen personen (in
het bijzonder kinderen) of dieren in
de buurt zijn.
Controleer ten minste eenmaal per
maand of alle
veiligheidsvoorzieningen goed
werken.
Controleer na een langere
bedrijfspauze, bij weinig gebruikte
apparaten of na reparaties vóór het
opnieuw in gebruik nemen alle
veiligheidsvoorzieningen.
Remcontactschakelaar controleren:
● ga op de bestuurdersstoel zitten.
● Grasopvangbox monteren. ( 12.10)
● Schakel de verbrandingsmotor uit en
laat deze tot stilstand komen.
● Maaiwerk uitschakelen. ( 8.3)
● Rempedaal niet intrappen of handrem
loszetten.
● Contactsleutel in de positie
"Verbrandingsmotor starten" draaien.
( 8.1)
De verbrandingsmotor kan niet worden
gestart met een geactiveerde
remcontactschakelaar.
Maaiwerkcontactschakelaar
controleren:
● ga op de bestuurdersstoel zitten.
217