Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud
Aanvullende info over de stappen
Kwaliteit van de verbranding controleren
De elektronische verbrandingsregeling
zorgt automatisch voor een optimale ver-
brandingskwaliteit. Bij de eerste inbe-
drijfstelling of het onderhoud moeten de
verbrandingswaarden worden gecontro-
leerd. Hiervoor het CO-gehalte en het
CO
- of O
-gehalte meten. Functiebe-
2
2
schrijving van de elektronische verbran-
dingsregeling, zie pagina 165.
Opmerking
Toestel met onbelaste verbrandings-
lucht gebruiken om bedrijfsstoringen en
schade te vermijden.
CO-gehalte
■ Het CO-gehalte moet bij alle gastypen
< 1000 ppm zijn.
CO
- of O
-gehalte
2
2
■ Het CO
-gehalte moet bij het laagste
2
en hoogste vermogen steeds in de vol-
gende bereiken liggen:
– 7,5 tot 9,6 % bij aardgas E en LL
– 9,0 tot 11,3 % bij propaan P
■ Het O
-gehalte moet bij alle gastypes
2
in het bereik van 3,8 tot 7,3 % liggen.
Als de gemeten CO
buiten het desbetreffende bereik ligt,
dichtheid van het concentrisch systeem
controleren, zie pagina 40.
Opmerking
De verbrandingsregeling verricht bij de
inbedrijfstelling een automatische kali-
bratie. De emissiemeting pas ca. 30 s na
de branderstart uitvoeren.
48
- resp. O
-waarde
2
2
(vervolg)
A
1. Rookgasanalyseapparaat op de
rookgasopening A aan het ketel-
aansluitstuk aansluiten.
2. Gasafsluitkraan openen, verwar-
mingsketel in bedrijf stellen en warm-
teaanvraag genereren.
3. Laagste vermogen instellen (zie
pagina 49).
4. CO
-gehalte controleren. Als de
2
waarde meer dan 1 % van het eer-
dergenoemde gebied afwijkt, maat-
regelen van pagina 48 nemen.
5. Waarde in protocol opnemen.
6. Hoogste vermogen instellen (zie
pagina 49).
7. CO
-gehalte controleren. Als de
2
waarde meer dan 1 % van het eer-
dergenoemde gebied afwijkt, maat-
regelen van pagina 48 nemen.
8. Na de controle OK indrukken.