Opbouw en functie
5.1.1.1
Instellen van de aandrijfsnelheid van de bodemketting
De aandrijfsnelheid van de bodemketting wordt
via de draaiknop (Fig. 19) op de bedieningskast
ingesteld. Voor de pijl (1) leest U de waarde van
de ingestelde aandrijfsnelheid af:
Waarde
Aandrijfsnelheid van de
1
10
De ingestelde waarde is geen
absolute waarde voor aandrijfsnelheid,
maar dient ter oriëntering. Al naar
gelang de hydraulische installatie van
de trekker:
•
kan de ingestelde
aandrijfsnelheid bij eenzelfde
waarde op de schaalverdeling
verschillend zijn,
•
moet u het verstelbereik van de
toerentalregelaar laten
aanpassen op de hydraulische
installatie van de trekker.
5.1.1.2
Verstelbereik van de toerentalregelaar laten aanpassen op de hydraulische installatie
van de trekker
Het aanpassen van het verstelbereik voorbereiden
62
bodemketting
laagste
hoogste
Het in de fabriek ingestelde verstelbereik van de draaiknop (Fig. 19)
veranderen, als de bodemketting:
•
de minimale aandrijfsnelheid later bereikt van op schaalwaarde
1,
•
de maximale aandrijfsnelheid eerder bereikt dan op
schaalwaarde 10.
1. Trekker en machine moeten zijn gekoppeld.
2. Beveilig de trekker en de machine tegen ongecontroleerd
wegrollen.
3. Open de bedieningskast.
4. Start de motor van de trekker en schakel de olieomloop tussen
trekker en machine in.
Fig. 19
VS 2403 Stand 03.08