8.1.2.2
Strooischuif instellen
De strooischuif (1) bevindt zich binnen de
verstelbare klep (2) over de strooischijven (3).
De hoogte van de strooischuif kan ten opzichte
van de verstelbare klep worden ingesteld. De
ingestelde hoogte van de strooischuif bepaalt de
hoogte van de doorgang (4) tussen de
verstelbare klep en de strooischijven.
Om een gelijkmatige dwarsverdeling te
verkrijgen, moet de hoogte van de strooischuif zo
diep mogelijk worden ingesteld.
Wordt de hoogte van de doorgang (4) tussen de
strooischuif en de strooischijven vergroot:
•
wordt de doorvoer vergroot,
•
verslechtert de dwarsverdeling.
De verschillende hoogten van de strooischuif /
van de doorgang worden ingesteld door het
verdraaien van de hoogteverstelling (5) en het
plaatsen van de pen (6) in één van de boringen
A-H op het verstelsegment (7).
Stand van de pen
A
H
1. Beveilig de trekker en de machine tegen
ongecontroleerd starten en wegrollen.
2. Hefboom (8) ontgrendelen en uit de houder
(9) nemen.
3. Hefboom op de hoogteverstelling (5)
steken.
4. Met één hand de hoogteverstelling iets
verdraaien, om de pen (6) te ontlasten.
Houdt de hefboom vast, zodat de
strooischuif (1) zich niet door zijn
eigengewicht versteld.
5. Met de andere hand de veerbelaste pen (6)
uit de boring van het verstelsegment (7)
trekken en vasthouden.
6. Hefboom zwenken, tot de gewenste
doorgangshoogte is bereikt.
VS 2403 Stand 03.08
Hoogte van de
doorgang
minimaal
maximaal
Fig. 67
7. Pen (6) los laten.
→
De pen glijdt in één van de boringen A-H op
het verstelsegment en houdt de strooischuif
in de ingestelde hoogte.
Let er op, dat de veerbelaste pen (6)
helemaal in de boring op het
verstelsegment steekt.
8. Hefboom van de hoogteverstelling
aftrekken, in de houder leggen en borgen.
Instellingen
131