Gebruik van de machine
9.3.1
Aanbevelingen voor het in- en uitschakelen van de bodemketting van de
machine op de kopakker
De juiste plaats van de rijsporen is een
voorwaarde voor het werken aan
perceelsgrenzen of randen. Bij gebruik van de
kantstrooiinrichting wordt het eerste rijspoor (F1)
in de regel altijd afgelegd op de halve afstand tot
de rand van de akker. Op de kopakker wordt op
de zelfde manier een rijspoor gemaakt. Als
oriënteringshulp zijn er twee rijsporen meer
(gestreepte lijn) op de kopakker zeer nuttig - met
volle afstand van de werkbreedte.
Bewerk als eerste de akkers en aan het slot de
kopakkers.
Omdat de strooischijven het product ook naar
binnen werpen, moet voor de exacte verdeling
op de kopakker op het volgende worden gelet:
•
De hydraulische aandrijving voor de
bodemketting bij heen- (Rijpaden F1, F3
enz.) en weer rijden (Rijpdaden F2, F4 enz.)
op verschillende afstand tot de rand van het
veld in- resp. uitschakelen.
•
De hydraulische aandrijving voor de
bodemketting bij "Heen" rijden ongeveer op
punt P1 inschakelen, als de trekker het 3.
rijpad op de kopakker (gestreepte lijn)
passeert.
•
De hydraulische aandrijving voor de
bodemketting bij "Weer" op punt P2
uitschakelen, als het 2-schijven-
centrifugaalstrooimechanisme ter hoogte
van het 2e rijpad op de kopakker bevindt.
Het toepassen van deze manier van
werken voorkomt verlies van
meststoffen, over- of onderbemesting
en werkt een milieuvriendelijke manier
van werken in de hand.
146
•
De instelwaarden van de verschillende tabellen zijn slechts
aanbevelingen, omdat de strooi-eigenschappen van de
verschillende producten sterk fluctueren en daardoor andere
instellingen vereisen.
•
De aangegeven aanbeveling voor het instellen van een
gelijkmatige dwarsverdeling (werkbreedte) hebben uitsluitend
betrekking op de gewichtsverdeling en niet op de
voedingsstoffenverdeling.
•
Wij wijzen elke aanspraak op gevolgschade van strooifouten af.
De machine is uitgerust met een groothoekkoppeling in de aftakas,
daarom is het niet noodzakelijk om de aftakas tijdens het keren uit te
schakelen. Het is voldoende als de hydraulische aandrijving voor de
bodemketting wordt uitgeschakeld. Let er tijdens het maken van
bochten op, dat de trekkerwielen de dissel niet raken.
Fig. 69
VS 2403 Stand 03.08