TYPISCH
1. Zijnet
Zijnetten kunnen worden ingesteld
en moeten zo strak mogelijk wor-
den aangespannen. Pas de zijnet-
ten als volgt aan:
1.
Maak de zijnetten vast met de
gesp.
2.
Trek aan de vier spanriemen
om aan te spannen.
TYPISCH
1. Locaties waar het zijnet wordt aange-
spannen
8) Schouderbeschermers
Het voertuig is uitgerust met
schouderbeschermers om het vol-
ledige lichaam van bestuurder en
passagier in het voertuig vast te
maken.
9) Veiligheidsgordels
Het voertuig is uitgerust met drie-
puntsgordels om bestuurder en
passagier te beschermen bij een
botsing, kantelen of omrollen. De
veiligheidsgordels dragen bij aan
de veiligheid in het interieur.
WAARSCHUWING
Draag steeds een veiligheidsgor-
del. Veiligheidsgordels beper-
ken het risico op verwondingen
bij botsingen en helpen alle le-
dematen in de cockpit te hou-
den bij kantelen of botsen.
Als de veiligheidsgordel van de be-
stuurder niet goed is vastgemaakt
wanneer:
-
Het verklikkerlichtje van de vei-
ligheidsgordel blijft branden
wanneer de voertuigsnelheid
lager is dan 6 km/h.
-
Boven 6 km/h knippert het ver-
klikkerlichtje van de veiligheids-
gordel en wordt de melding
SEAT BELT (VEILIGHEIDSGOR-
DEL) weergegeven.
Ter herinnering om de veiligheids-
gordel vast te klikken, wordt het
volgende bericht weergegeven op
de multifunctionele meter: SEAT
BELT (VEILIGHEIDSGORDEL).
WAARSCHUWING
Er is geen waarschuwingslamp
of bericht voor de veiligheids-
gordel van de passagier. De
bestuurder is verantwoordelijk
voor de veiligheid van de passa-
gier en moet ervoor zorgen dat
de passagier zijn veiligheidsgor-
del omdoet.
De veiligheidsgordel vastklikken
en aanpassen
De gordel is voorzien van een ver-
grendeling die de heupgordel blok-
keert wanneer het web onder
spanning komt te staan.
UITRUSTING
87