GalaXy Grade 3 Programmeer Handleiding
51.49 = Bevestig Tijd
Stel met deze parameter de maximale tijd tussen twee gescheiden zone activaties in om een Bevestig Alarm te
genereren. De tijd welke wordt ingesteld in deze parameter geeft aan binnen hoeveel tijd een nieuw inbraakalarm
voor een bevestigingsmelding zorgt (BV). De Bevestig Tijd kan worden ingesteld van 1 – 99 minuten en is standaard
ingesteld op 20 minuten.
51.50 = RF Batterij Vertraging
Deze parameter specificeert de periode tussen de detectie van een lage batterij conditie (RF detector) en de signalering
hiervan naar de meldkamer. De RF Batterij Vertraging kan worden ingesteld van 0 – 100 uur en is standaard ingesteld
op 100 uur.
51.51 = RF Storing Vertraging
Deze parameter specificeert de periode tussen de detectie van een RF storing en het moment dat dit in het GalaXy
geheugen wordt geschreven. Ook wordt de aansturing van uitgangen met de functie RF Storing bepaald. De RF
Storing Vertraging kan worden ingesteld van 0 – 30 minuten en is standaard ingesteld op 5 minuten.
51.52 = RF Stop Inschakelen
In deze parameter wordt de tijd ingesteld waarin voorafgaand aan het inschakelen de ontvanger van alle draadloze
detectoren een supervisie melding moet hebben ontvangen. Als van één of meer detectoren de supervisiemelding niet
is ontvangen, zal het systeem tijdens het inschakelen reageren zoals wordt aangegeven in menu 51.53 RF Stop Mode.
De RF Stop Inschakelen parameter kan worden ingesteld van 0 – 250 minuten en is standaard ingesteld op 20 minuten.
51.53 = RF Stop Mode
Met deze parameter wordt aangegeven welke actie wordt genomen als niet alle draadloze detectoren een
supervisiemelding hebben gegeven binnen de gestelde tijd van menu 51.52 RF Stop Inschakelen. Er zijn drie mogelijke
instellingen :
0. Uitgeschakeld, er wordt geen actie ondernomen.
1. Waarschuwing, er wordt een waarschuwing weergegeven bij inschakelen, maar als op de [ent]-toets wordt
gedrukt zal de inschakelprocedure toch worden voortgezet.
2. Stop Inschakelen, er wordt een waarschuwing weergegeven dat het systeem niet kan inschakelen totdat alle
draadloze detectoren zich met een (supervisie)melding bij de centrale hebben gemeld.
51.54 = Bediendeel Toegang
Met behulp van deze parameter kan worden ingesteld of gedurende de inlooptijd het bediendeel gebruikt kan
worden om uit te schakelen. Er zijn twee mogelijke instellingen :
1. Altijd (standaard instelling), de centrale kan altijd met het bediendeel worden in- of uitgeschakeld.
2. Behalve Inloop, tijdens de inlooptijd kan de centrale alleen worden uitgeschakeld met een Keyfob of MAX-tag.
Menu 51 – Parameters
61