Menu 51 – Parameters
Aangepaste Herstel Werking
De Herstel werking kan worden aangepast door een [*] of [#] toe te voegen aan de geprogrammeerde hersteltijd.
[#] - Herstel – Wijzigt de standaard herstel werking zodanig dat de doormelding van het inbraakalarm wordt vertraagd
tot het einde van de hersteltijd. Als het systeem wordt uitgeschakeld tijdens de inloop- of hersteltijd, worden de
alarmmeldingen niet doorgemeld.
[*] - Herstel – Wijzigt de standaard herstel werking zodanig dat als een gebruiker afwijkt van de inlooproute binnen de
inlooptijd, de inbraakmelding wordt doorgemeld zodra dit voorkomt.
NOOT 1 : Om te voldoen aan de DD243:2002 norm, moet de Standaard Herstel werking worden gebruikt, met de
Hersteltijd ingesteld op 001 seconde.
NOOT 2 : Om te voldoen aan de EN50131:2004 en DD243:2004 normen, moet de {#}- Herstel werking worden
gebruikt met de Hersteltijd ingesteld op 030 seconden of langer.
51.3.2 = Sirene Vertraging (Hersteltijd)
Deze optie kan worden in- of uitgeschakeld. Indien ingeschakeld, zal de Sirenevertraging (parameter 51.2) worden
uitgesteld, tot het einde van de Hersteltijd (parameter 51.3.2).
51.4 = Uitgangstijd
Met deze parameter kan de tijd bepaald worden waarbinnen het pand via de uitgangsroute verlaten moet worden
voordat het systeem inschakelt. De Uitgangstijd is programmeerbaar van 0 tot 300 seconden en is standaard
ingesteld op 20 seconden.
Oneindige Uitgangstijd
Stel een waarde in van 000 seconden om een oneindig lange Uitgangstijd te krijgen. Openen en sluiten van een zone
met de functie Laatste (1) of Puls Aan (8) is benodigd om het systeem te laten inschakelen. De oneindige Uitgangstijd
wordt voornamelijk gebruikt als een Puls Aan (8) zone de Uitgangstijd stopt en een In/Uitgang (7) zone de
uitschakelprocedure start.
NOOT : Als de Autoset functie het systeem inschakelt, terwijl de uitgangstijd op 000 seconden is ingesteld, dan is
het niet nodig om een zone met de functie Laatste (1) of Puls Aan (8) te activeren om in te schakelen.
Het systeem schakelt dan direct in.
Blokken
De Uitgangstijd kan per blok worden ingesteld. Als meer blokken gelijktijdig worden ingeschakeld, wordt de langste
Uitgangstijd aangehouden.
51.5 = Ingangstijd
Met deze parameter kan de tijd worden bepaald binnen hoeveel tijd een gebruiker het systeem moet uitschakelen na het
starten van de uitschakelprocedure. De Ingangstijd kan worden geprogrammeerd van 0 tot 300 seconden en is standaard
ingesteld op 20 seconden. De Ingangstijd kan voor ieder blok apart worden ingesteld.
Oneindige Ingangstijd
Een ingestelde waarde van 000 seconden geeft na het starten van de uitschakelprocedure een oneindig lange ingangstijd.
Verdubbeling Ingangstijd
Als op de [*]-toets wordt gedrukt tijdens het programmeren van de functie Laatste, dan wordt de ingangstijd bij
activatie van die zone verdubbeld.
GalaXy Grade 3 Programmeer Handleiding
50