7.6 Temperatuur beïnvloeding
In te stellen met de R100.
Wanneer temperatuur beïnvloeding is geactiveerd in
proportionele of constante druk regelmodus, zal het
setpoint voor de opvoerhoogte worden verlaagd op
basis van de vloeistoftemperatuur. Het is mogelijk
om de temperatuurbeïnvloeding in te stellen om te
werken bij temperaturen lager dan 80 °C of lager dan
50 °C. Deze temperatuur grenzen worden T
genoemd. Het setpoint wordt verlaagd ten opzichte
van de ingestelde opvoerhoogte (= 100 %) op basis
van onderstaande karakteristiek.
H
100 %
100%
H
actueel
30 %
30%
20
50
80
T
actueel
Afb. 12 Temperatuur beïnvloeding
In bovenstaand voorbeeld is T
teerd. De actuele vloeistoftemperatuur T
ervoor dat het setpoint voor de opvoerhoogte wordt
verlaagd van 100 % naar H
Voor temperatuurbeïnvloeding moet aan de vol-
gende voorwaarden worden voldaan:
•
Regelmodus op basis van proportionele druk of
op basis van constante druk.
•
De pomp moet in de aanvoerleiding worden geïn-
stalleerd.
•
Systemen met temperatuur regeling van de aan-
voerleiding, bijvoorbeeld op basis van de buiten-
temperatuur.
Temperatuurbeïnvloeding is geschikt voor
•
systemen met variabele volumestromen
(b.v. tweepijps-verwarmingssystemen), waarbij
de activering van de temperatuurbeïnvloedings-
functie zorgt voor een verdere verlaging van de
pompcapaciteit in periodes met een geringe
warmtevraag en daardoor een gereduceerde
temperatuur in de aanvoerleiding.
•
systemen met een bijna constante volumestroom
(bijv. éénpijpsverwarmingssystemen en vloerver-
warmingssystemen) waarbij verschillen in warm-
tebehoefte niet kunnen worden geregistreerd als
wijzigingen in de opvoerhoogte, hetgeen wel het
geval is bij tweepijpsverwamingssystemen.
Bij dergelijke systemen kan de pompcapaciteit
alleen worden bijgesteld door de temperatuur-
beënvloedingsfunctie te activeren.
Selecteren van T
max.
In systemen met een aanvoerleiding temperatuur
van
•
tot en met 55 °C, selecteer T
•
hoger dan 55 °C, selecteer T
.
max
H
t [°C]
Q
= 80 °C geselec-
max.
zorgt
actueel
.
actueel
= 50 °C,
max.
= 80 °C.
max.
7.7 Signaallampjes
De twee signaallampjes geven de bedrijfsconditie en
eventuele storingen aan.
Voor positie op de pomp (afb. 14), zie paragraaf
8.2 Bedieningspaneel.
Als de R100 afstandsbediening met de
N.B.
pomp communiceert, zal het rode sig-
naallampje snel knipperen.
Functies van signaallampjes
Signaallampjes
Storing
Bedrijf
(rood)
(groen)
Uit
Uit
Uit
Constant aan De pomp draait.
Uit
Knippert
Constant
Uit
aan
Constant
Constant aan
aan
Constant
Knippert
aan
Zie ook hoofdstuk 9. Storingstabel.
Beschrijving
De voedingsspan-
ning is uitgescha-
keld.
De pomp is uitge-
schakeld.
De pomp is uitge-
schakeld vanwege
een storing. Poging
tot herstarten.
Het kan noodzake-
lijk zijn de pomp
handmatig te her-
starten door de sto-
ringsmelding te
resetten.
De pomp was in
bedrijf, maar werd
gestopt door een
storing.
N.B.: Als er geen
signaal is van de
drukverschil- of tem-
peratuursensor, zal
de pomp blijven
draaien op basis van
de max. curve.
De pomp heeft een
stopcommando
gekregen als gevolg
van een storing.
177