Gewenste aanvoertemperatuur
MENU INSTELLINGEN
Buitentemp
voetpunt
Aanvoertemp
voetpunt
Buitentemp kli-
maatpunt
Aanvoertemp
klimaatpunt 80°C
Kromming stook-
lijn
Bovenstaande menu-items zijn alleen zichtbaar indien men gebruikmaakt van een
interne stooklijn.
5.3.2
Aanvoertemperatuur afh. van externe warmtevraag
Met externe warmtevraag wordt hier de warmtevraag van een installatiecomponent,
die is aangesloten op de (discrete) ingang 'Warmtevraag extern', bedoeld. Dus niet
de warmtevraag die, via de CTR-bus, door een andere regeling wordt doorgegeven.
Als de ingang 'Warmtevraag extern' is gesloten, is de gewenste aanvoertemperatuur
minimaal gelijk aan de ingestelde aanvoertemperatuur extern.
MENU BEDRIJFSGEGEVENS
Warmtevraag ext
MENU INSTELLINGEN
Warmtevraag ext
Aanvoer
Modulerende Cascaderegelaar Rematic MC
De waarde van de buitentemperatuur bij het voetpunt
dient in de meeste gevallen op dezelfde waarde te
20°C
worden ingesteld als de gewenste ruimtetemperatuur
tijdens dagbedrijf.
Bij radiatorenverwarming is deze waarde meestal gelijk
aan de bij
20°C
Bij convectorenverwarming is een hogere instelling aan
te bevelen.
Stel deze temperatuur in op de conditietemperatuur
(klimaatzone) waarop de installatie is ontworpen.
-10°C
Stel deze waarde in op de selectietemperatuur van de
radiatoren e.d.
De krommingsfactor van de stooklijn staat ingesteld op
1.33. Dit is gebaseerd op de karakteristiek van een
1.33
DIN-radiator.
Richtwaarden krommingsfactor:
• Radiatoren
• Convectoren
• Vloerverwarming :1,1
De gewenste aanvoertemperatuur wordt bepaald door
de toestand (gesloten) van ingang 'Warmtevraag
extern'.
De gewenste aanvoertemperatuur van de installatie-
component, die is aangesloten op ingang
80°C
'Warmtevraag extern'.
Buitentemp voetpunt
:1,25 - 1,35
:1,40
ingestelde waarde.
53