4
Aanhangwagens trekken
LET OP
Bij het aankoppelen moet het trekstangoog zich in
het midden van de vangmuilkoppeling bevinden. Na-
latigheid hierin kan tot beschadiging van de van-
gmuilkoppeling of het trekstangoog leiden!
– Zorg ervoor dat het trekstangoog de vangmuilkop-
peling in het midden binnengaat.
– Rijd de heftruck langzaam achteruit tot het
trekstangoog in het midden in de vangmuil
van de aanhangerkoppeling is geschoven
en de koppelpen vastklikt.
OPMERKING
De koppelpen is correct vastgeklikt als de con-
trolepen (3) niet buiten zijn geleiding uitsteekt.
GEVAAR
Als de koppelpen tijdens het slepen losraakt, zal de
last loskomen en wordt de aanhangwagen oncon-
troleerbaar. Er bestaat een ongevalrisico!
De controlepen (3) mag niet buiten zijn geleiding uit-
steken.
– Controleer of de koppelpen goed vergrendeld is.
Wanneer de koppelpen niet goed vastzit:
– Verwijder de beveiligingen tegen wegrollen van de
aanhangwagen.
– Rijd de heftruck met de aanhangwagen ca. 1 m
naar voren en rijd vervolgens een stukje achteruit.
– Controleer bij de koppelpen of de controlepen niet
buiten zijn geleiding uitsteekt.
– Verwijder de beveiligingen tegen wegrollen
van de aanhangwagen.
– Sleep de aanhangwagen weg.
362
57378011531 NL - 11/2021 - 05
Bediening