Bediening
Het vorige bedieningsniveau wordt opnieuw
geactiveerd.
– Druk opnieuw op de softkey om de snel-
heidsbegrenzing uit te schakelen.
Ruitensproeierinstallatie vullen
– Open de motorkap; zie
OPMERKINGMotorkap openenBladzijde,
Koppeling deel 429 .
LET OP
Componenten kunnen door bevriezing beschadigd
raken!
Water zet bij bevriezing uit. Als er geen antivries in
het systeem aanwezig is, kan de ruitensproeierinstal-
latie (variant) bij vorst beschadigd raken door ijsvor-
ming.
– Gebruik altijd ruitensproeiervloeistof met antivries.
– Open de vuldop (1) van het ruitensproeier-
reservoir (2).
– Vul het ruitensproeierreservoir volgens het
onderhoudsschema met ruitensproeiervloei-
stof met antivries (zie
OPMERKINGOnderhoudsschemaBladzijde,
Koppeling deel 425 ).
– Sluit de vuldop.
– Sluit de motorkap.
– Bedien de ruitensproeierinstallatie tot er rui-
tensproeiervloeistof uit de sproeiers komt.
FleetManager (variant)
FleetManager is een uitrustingsvariant en kan
in verschillende uitvoeringen op de heftruck
aanwezig zijn. Een beschrijving en voor de be-
diening relevante informatie vindt u in de be-
dieningsinstructies van de desbetreffende
FleetManager-uitvoeringen.
Schokherkenning (variant)
De schokherkenning is een uitrustingsvariant
van de FleetManager (variant) waarbij een
H oofdstuk
⇒
H oofdstuk
⇒
57378011531 NL - 11/2021 - 05
1
4
Extra apparatuur
2
7311_341-001
333