6.
Montage
De opmerkingen in hoofdstuk 3, "Veiligheidstips", moeten in acht worden genomen.
6.1
Algemene montagetips
De montage moet met grote zorgvuldigheid door vakmensen geschieden. Door beschadigingen die uit
een ondeskundige uitvoering resulteert, komt de aanspraak op garantie te vervallen.
Al tijdens de planning moet erop worden gelet, dat rondom de transmissie voldoende ruimte voor de
montage en latere onderhoudswerkzaamheden aanwezig is.
Bij het begin van de montagewerkzaamheden moeten er voldoende hefwerktuigen ter beschikking
staan.
Voor transmissies met ventilator moet voldoende vrije ruimte voor de luchttoevoer worden gelaten.
Let op!
Let op!
Let op!
Om ervoor te zorgen, dat tijdens het gebruik voldoende smering is gegarandeerd, moet de bij de
bestelling opgegeven inbouwpositie in acht worden genomen.
6.2
Montage van de transmissie met een voet voor het huis
6.2.1
Fundering
De transmissie mag tijdens het vastdraaien van de bevestigingsbouten niet onder spanning worden
gezet.
De fundering moet zo uitgevoerd worden, dat er geen resonantietrillingen ontstaan en er geen trillingen
van naburige funderingen kunnen worden doorgegeven. Stalen constructies, waarop de transmissie
wordt gemonteerd, moeten torsiestijf zijn. De constructie moet overeenkomstig de massa en het
draaimoment worden uitgevoerd, rekening houdend met de op de transmissie inwerkende krachten.
In geval van bevestiging van de transmissie op een betonnen fundering, met gebruikmaking van
steenbouten of funderingsblokken, moeten overeenkomstige uitsparingen in de fundering worden
voorzien.
Bevestigingsbouten of -moeren moeten met het voorgeschreven aanhaalmoment worden
vastgedraaid. Het aanhaalmoment kan in punt 10.2.10 worden nagezien. Er moeten bouten van de
minimum sterkteklasse 8.8 worden aangebracht.
Spanrails moeten in ingestelde toestand in de betonnen fundering worden gestort.
Opmerking:
In geval van opstelling buiten dient de straling van het direct zonnelicht te
worden vermeden.
Overeenkomstige veiligheidsinrichtingen zoals afdekkingen, overkappingen
moeten worden aangebracht! Een opeenhoping van warmte dient daarbij te
worden voorkomen.
De exploitant dient te waarborgen, dat geen vreemde objecten de werking van
de transmissie nadelig beïnvloeden (bv. door vallende voorwerpen of
overladingen).
Aan de gehele aandrijving mogen geen laswerkzaamheden worden uitgevoerd.
De aandrijvingen mogen niet als massapunt voor laswerkzaamheden worden
gebruikt. Vertandingsonderdelen en lagers kunnen door lassen worden
beschadigd.
Alle bevestigingsmogelijkheden van de betreffende bouwvorm moeten worden
gebruikt.
De in verband met montage- of demontage-werkzaamheden onbruikbaar
geworden bouten moeten door nieuwe van dezelfde sterkteklas en uitvoering
worden vervangen.
Afmetingen, benodigde ruimte, plaats van de toevoeraansluitingen (bv. bij apart
aangesloten oliekoelinstallaties) kunnen in de tekeningen van de documentatie van
de transmissie worden nagezien.
BA 5010 NL 06.03
31 / 75