3.2
Fundamentele plichten
S De exploitant moet ervoor zorgen dat de met het monteren, gebruiken, het onderhoud en het
repareren belaste personen de gebruiksaanwijzing gelezen en begrepen hebben en ze in alle punten
in acht nemen om:
– gevaren voor lijf en leven van de gebruiker en derden te verhinderen
– de veiligheid tijdens het gebruik van de transmissie te garanderen
en
– uitval en milieuschaden door verkeerd gebruik uit te sluiten.
S Tijdens het transport, de montage en demontage, de bediening en het onderhoud moeten de
betreffende voorschriften over de veiligheid tijdens het gebruik en over de milieubescherming in acht
worden genomen.
S De transmissie mag alleen door geautoriseerd, opgeleid en geïnstrueerd personeel bediend,
onderhouden, resp. gerepareerd worden.
S Het reinigen met een hogedrukreinigingsapparaat is niet toegestaan.
S Alle werkzaamheden moeten zorgvuldig en onder het aspect "veiligheid" worden uitgevoerd.
S Werkzaamheden aan de transmissie mogen alleen in stilstand worden uitgevoerd.
Het aandrijfaggregaat moet tegen onopzettelijk inschakelen worden beveiligd (bv. door afsluiten van
de sleutelschakelaar of het verwijderen van de zekeringen in de stroomtoevoer). Op het
inschakelpunt moet een waarschuwingsbord worden aangebracht, waaruit blijkt dat aan de
transmissie wordt gewerkt.
S Aan de transmissie mogen geen laswerkzaamheden worden uitgevoerd.
De transmissies mogen niet als massapunt voor laswerkzaamheden worden gebruikt.
Vertandingsonderdelen en lagers kunnen door lassen worden beschadigd.
S Het aandrijfaggregaat moet onmiddellijk buiten bedrijf worden gesteld, als tijdens het gebruik
veranderingen aan de transmissie worden geconstateerd, zoals bv. een verhoogde
bedrijfstemperatuur of veranderde geluiden van de transmissie.
S Roterende aandrijfonderdelen zoals koppelingen, tandwielen of riemaandrijvingen moeten door
overeenkomstige veiligheidsinrichtingen tegen aanraken worden beveiligd.
S Bij het inbouwen van de transmissie in apparaten of installaties is de fabrikant van de apparaten of
installaties ertoe verplicht, de in deze gebruiksaanwijzing vermelde voorschriften, opmerkingen en
beschrijvingen ook in zijn gebruiksaanwijzing op te nemen.
S Op de aandrijving aangebrachte opmerkingen, zoals bv. typeplaatje, pijl met draairichting enz.
moeten in acht worden genomen. Er mag geen verf of vuil op zitten. Ontbrekende borden moeten
worden vervangen.
S De in verband met montage- of demontage-werkzaamheden onbruikbaar geworden schroeven
moeten door nieuwe van dezelfde sterkteklas en uitvoering worden vervangen.
S Reserveonderdelen moeten altijd van FLENDER worden betrokken (zie ook hoofdstuk 11).
3.3
Milieubescherming
S Tijdens het verversen van de olie moet de oude olie in geschikte vaten worden opgevangen.
Eventueel ontstane plassen olie moeten onmiddellijk worden verwijderd.
S Conserveringsmiddelen moeten gescheiden van de oude olie worden bewaard.
S Oude olie, conserveringsmiddelen, oliebindmiddelen en in olie gedrenkte schoonmaakdoeken
moeten volgens de betreffende milieuvoorschriften worden afgevoerd.
BA 5010 NL 06.03
12 / 75