ENGLISH
DEUTSCH
FRANÇAIS
3. Bij het contact maken licht de limbus van het hoornvlies blauw op. Het beste
wordt dit oplichten met het blote oog vanaf de tegenoverliggende kant van de
belichtingsinstallatie bekeken.
4. Wanneer de limbus oplicht stopt men direct met het vooruit schuiven van de
spleetlamp.
5. Na het tot stand brengen van het contact wordt door de microscoop gekeken.
De gelijkmatige pulsatie van de twee halfcirkelvormige fluorescerende ringen,
die bij trommelpositie 1 afhankelijk van de intraoculaire druk een andere grootte
kunnen hebben, toont aan dat de tonometer in de juiste meetstand staat.
6. Een noodzakelijke correctie gebeurt met de stuurhendel van de spleetlamp tot-
dat het applanatievlak als 2 halve cirkelvlakken van gelijke grootte zichtbaar is in
het midden van het gezichtsveld (A).
7. Kleine verschuivingen in de diepte van de spleetlamp met de stuurhendel heb-
ben geen invloed op de grootte van de halve cirkels.
8. De druk op het oog wordt door het draaien van de meettrommel aan de tonome-
ter verhoogd, totdat de binnenste randen van de fluorescentiebanden elkaar net
raken = juiste instelling (B).
9. Bij pulsatie van het oog doorsnijden zich de beide halve cirkels.
10. De breedte van de fluorescentiebanden om het contactpunt van het meetli-
chaam dient c.a. 1/10 van de applanatiediameter (0,3 mm) te bedragen.
11. Aflezen van de schaalwaarden:
•
Waarde aflezen
•
vermenigvuldigen met 10
•
het resultaat is de intraoculaire druk in mm Hg
(A)
(B)
5.7 Oorzaken van fouten
Fluorescerende ring onjuist
Verkeerde afstand patiënt
Positie te ver naar rechts/links
Positie te hoog/laag
Verkeerde druk
10
1500_7006000_04260_Gebrauchsanweisung-AT-900_07_dut.indd 10
1500_7006000_04260_Gebrauchsanweisung-AT-900_07_dut.indd 10
ITALIANO
ESPAÑOL
Oculairbeelden
1 – 2
3 – 9
5 – 9
10 – 14
15 – 18
PORTUGUÊS
NEDERLANDS
SVENSKA
Fluorescentieband te breed (1)
Het meetlichaam is na de reiniging niet gedroogd of de oogle-
den zijn tijdens de meting in aanraking gekomen met het meet-
lichaam, of er is teveel fluorescentie-oplossing in het oog ge-
druppeld.
De spleetlamp moet worden teruggetrokken en het meet-
lichaam moet met een pluisvrije doek (bijv. van cellulose)
worden gedroogd.
Fluorescentieband te smal (2)
Het traanvocht is uitgedroogd tijdens de lang durende meting.
Laat de patiënt een paar maal de ogen sluiten en her-
haal de meting.
5.7.1 Verkeerde afstand tot de patiënt
Helemaal geen halve cirkel, alleen een deelstreepje te zien.
(3)
Het meetlichaam maakt geen contact met het hoornvlies! Wan-
neer de patiënt zijn hoofd enigszins terugtrekt, ontstaat een
onregelmatige pulsatie omdat het meetlichaam het oog slechts
af en toe raakt. Als de patiënt nog verder achteruitgaat, verdwij-
nen de fluorescerende ringen volledig.
Patiënt attenderen op de juiste positie.
Alleen delen van beide grote halve cirkels zichtbaar (4)
Als de spleetlamp te ver tegen de patiënt aan geschoven wordt
of wanneer de patiënt zich tegen de spleetlamp aan beweegt,
stoot de sensorarm tegen een verende aanslag. Het applana-
tievlak is te groot.
Het beeld verandert niet door aan de meettrommel te draai-
en. Trek de spleetlamp terug tot de gelijkmatige pulsatie
van een bijbehorend kleiner vlak de juiste meetstand aan-
geeft en drukveranderingen onmiddellijk tot oppervlakte-
veranderingen leiden.
© HAAG‑STREIT AG, 3098 Koeniz, Switzerland − HS‑Doc. no. 1500.7006000.04260 – 26. Edition / 2020 – 03
1
2
3
4
19.03.2020 07:12:50
19.03.2020 07:12:50