5.9.2. De modus DIVE activeren
De duikcomputer wordt automatisch geactiveerd bij een diepte van 0,5 meter of meer. U
dient echter de modus DIVE ook te activeren VOORDAT u gaat duiken om de hoogte
en persoonlijke correctiefactor, de batterijconditie, de zuurstofinstellingen, etc. te
controleren.
Na activering worden alle displaysegmenten weergegeven. Daarnaast gaat de
displayverlichting kort aan en klinkt er een kort geluidssignaal. Hierna worden de instellingen
voor hoogte, persoonlijke correctiefactor, RGBM en Deep Stop weergegeven. Enkele
seconden later verschijnt de aanduiding voor de batterijconditie.
Na de activeringscyclus dient u een aantal controles uit te voeren om er zeker van te zijn
dat:
de juiste modus is geactiveerd (AIR/NITROX/GAUGE) en alle displaysegmenten worden
•
weergegeven
•
de batterijcapaciteit toereikend is
de juiste instellingen voor hoogte, persoonlijke correctiefactor, dieptestops en RGBM
•
zijn geselecteerd
•
waarden in de gewenste eenheden (metrisch/Engels) worden weergegeven
de juiste temperatuur en diepte (0,0 meter) worden aangegeven
•
het geluidssignaal van de alarmfunctie werkt
•
Als de modus NITROX is geactiveerd, dient u bovendien te controleren of:
het juiste aantal gasmengsels is ingesteld en de percentages voor zuurstof
•
overeenkomstig de gemeten nitrox-mengsels van de flessen zijn ingesteld
de juiste zuurstofpercentages overeenkomstig de gemeten zuurstofpercentages in de
•
flessen zijn ingesteld
•
de maximale partiële zuurstofdruk voor elk mengsel correct is ingesteld
Voor meer informatie over de modus NITROX zie Paragraaf 6.2, "Duiken in de modus
NITROX mode (DIVEnitrox)".
De duikcomputer is nu klaar voor gebruik.
5.9.3. Aanduiding batterijspanning
Een lage temperatuur of interne oxidatie kunnen de batterijspanning negatief beïnvloeden.
In een koude omgeving of als de duikcomputer langere tijd niet is gebruikt, kan de
waarschuwing voor te lage batterijspanning worden weergegeven, zelfs als de batterij niet
leeg is. Activeer in dat geval opnieuw de modus DIVE om de batterijspanning te controleren.
Als de batterij inderdaad leeg is of dreigt te raken, zal het symbool voor te lage
batterijspanning in de display zichtbaar blijven.
Als het symbool voor te lage batterijspanning te zien is in de modus Surface of als de
displayaanduidingen niet meer of slechts vaag te zien zijn, is de batterij waarschijnlijk leeg
of bijna leeg en dient deze te worden vervangen.
23