9. Bevestig het laadstation (L) op de grond met de borgschroeven (M).
10. Herplaats het deksel (C).
11. Sluit de connector van de toevoereenheid aan op het laadstation en steek vervolgens de stekker van
de toevoereenheid in het stopcontact.
12. Controleer of wanneer de robotmaaier niet in het laadstation staat, het indicatielampje op het
laadstation (N) vast brandt (zie Par. 5.4)
LET OP:
De voedingskabel, de voedingseenheid, de verlengkabel en alle andere
elektrische kabels die niet bij het product horen, moeten buiten het maaigebied
blijven om ze uit de buurt van gevaarlijke bewegende delen te houden en om
schade aan de kabels te voorkomen waardoor ze in contact kunnen komen met
onder spanning staande onderdelen.
L
OPMERKING: Indien nodig kunt u de kabel die het laadstation van stroom voorziet, verlengen
met verlengkabels. Er kunnen maximaal twee verlengkabels van 5 meter gebruikt worden
(Zie Hfst. 9 "Toebehoren").
4.5.4. INSTALLATIE VAN DE RESISTOR VOOR KLEINE PERIMETERS
Vereisten en verplichtingen:
De perimeterdraad die voor de installatie van de robotmaaier wordt gebruikt, moet een lengte hebben van
minstens 40 meter. Als de kabellengte minder is, moet de resistor geïnstalleerd worden (Zie Hfst.ap. 9
"Toebehoren") in serie met de perimeterdraad.
Procedure:
Na het correct plaatsen en bevestigen van het laadstation (zie Par. 4.5.3), gaat u als volgt te werk:
1. Verwijder het deksel (C).
2. Snijd de uiteinden van de kabels op maat.
3. Breng de zelfborende connectoren aan op de kabel (F), (G), (H). (Zie par. 4.5.3).
4. Verbind de resistor (O) aan de klem (I) van de laadbasis.
5. Verbind de desbetreffende perimeterdraad aan de resistor (O).
6. Sluit de andere perimeterdraad rechtstreeks aan op de andere klem van het laadstation.
28
4. INSTALLATIE
C
M
O
N
NL