7-20 Compaq Smart Array 5300 Controller - Gebruikershandleiding
6. Selecteer het controllerpictogram en klik op de knop Create Array
(Array maken) om Array B te maken.
7. Herhaal de vorige stappen om beide schijfeenheden van 9,1 GB aan
array B toe te wijzen.
8. Klik op de knop Done (Gereed) om terug te keren naar het hoofdscherm.
In dit voorbeeld zijn beide arrays gemaakt met schijfeenheden van dezelfde
SCSI-poort. De prestaties worden beter als u schijfeenheden van meer dan één
poort selecteert, ervan uitgaande dat u de juiste schijfeenheden op beide
poorten heeft geïnstalleerd voordat u het hulpprogramma Array Configuration
startte.
Stap 3: Logische schijfeenheden op de fysieke
schijfeenheden in de array maken
1. Selecteer het pictogram Array A of het pictogram Unused Space
(Ongebruikte ruimte) onder Array A in de weergave van de logische
configuratie.
2. Klik op de knop Create Logical Drive (Logische schijfeenheid maken)
in het deelvenster Array.
3. Schakel het selectievakje RAID 5 in.
4. Selecteer het keuzerondje Enable (Inschakelen) onder Array
Accelerator.
5. Wijzig desgewenst de stripegrootte.
6. Met de standaardwaarden in het deelvenster Logical Drive Size (Grootte
logische schijfeenheid) wordt één logische schijfeenheid gemaakt in de
array. Voor dit voorbeeld accepteert u de standaardwaarden.
7. Klik op de knop Done (Gereed) om terug te keren naar het hoofdscherm.
8. Als u de nieuwe instellingen wilt opslaan, klikt u op de menubalk op
Controller en selecteert u de optie Save Configuration (Configuratie
opslaan).
9. Als u een logische schijfeenheid wilt maken op array B, selecteert u het
pictogram van array B of het pictogram Unused Space (Ongebruikte
ruimte) onder Array B in de Logical Configuration View en volgt u de
voorgaande stappen. Selecteer deze keer RAID 1 als fouttolerantie-
methode. Sla de configuratie op zoals u eerder deed.
De hoofdconfiguratiescherm zou er nu moeten uitzien als in de volgende
afbeelding.