1-8 Compaq Smart Array 5300 Controller - Gebruikershandleiding
SCSI-ondersteuning
Foutbeheervoorzieningen
De Smart Array 5300 Controller ondersteunt schijfeenheden die voldoen aan
de standaarden voor Wide-Ultra3 SCSI, Wide-Ultra2 SCSI en Wide-Ultra
SCSI. Wide Ultra3- en Wide Ultra2-eenheden kunnen gebruikmaken van
LVD- of SE-signalering op de SCSI-bus, maar Wide-Ultra eenheden kunnen
alleen SE-signalering gebruiken.
Een SCSI-bus kan niet tegelijkertijd zowel LVD-signalen als SE-signalen
overdragen. Als u zowel LVD-eenheden als SE-eenheden aansluit op
dezelfde SCSI-bus, vallen LVD-eenheden terug op SE-signalering
om de compatibiliteit te behouden. Daarom moeten voor een maximaal
prestatieniveau Wide-Ultra eenheden worden aangesloten op een andere
bus dan Wide Ultra2 en Wide Ultra3 eenheden.
Hoewel Wide Ultra2 eenheden werken met een andere maximumsnelheid dan
Wide Ultra3 eenheden, heeft dit geen gevolgen voor de snelheid als deze zijn
aangesloten op dezelfde SCSI-bus, want ze maken beide gebruik van LVD-
signalen.
De arraycontroller en het netwerkbesturingssysteem ondersteunen
verschillende voorzieningen voor foutbeheer en handhaving van de
betrouwbaarheid van gegevens. Hiermee worden de gevolgen van vaste-
schijfstoringen op het systeem tot een minimum beperkt.
I
ARM (Auto Reliability Monitoring, Automatische controle van de
betrouwbaarheid) is een achtergrondproces waarbij vaste schijven
worden doorzocht op onbruikbare sectoren in fouttolerante logische
schijfeenheden. ARM controleert ook de consistentie van
pariteitsgegevens op logische schijfeenheden met RAID 5 OF RAID
ADG. Dit proces zorgt dat u alle gegevens met succes kunt herstellen als
er in de toekomst een schijffout optreedt. ARM is alleen actief als u
RAID 1, RAID 5 of RAID ADG selecteert.
I
Bij gebruikmaking van dynamisch sectorherstel wijst de controller
sectoren met mediafouten (die worden aangetroffen tijdens het normale
gebruik of door middel van ARM), automatisch opnieuw toe.