E-10 Compaq Smart Array 5300 Controller - Gebruikershandleiding
Schijffouten in NetWare
Als u een vaste schijf vervangt, gebruikt de controller fouttolerantie-
gegevens op de andere schijfeenheden binnen de array gebruikt om de
gegevens (die eerder op de defecte schijf stonden) op de vervangende
schijfeenheid terug te zetten. Als meer dan één schijf tegelijkertijd wordt
verwijderd, zijn de fouttolerantiegegevens onvolledig. De ontbrekende
gegevens kunnen niet worden hersteld en zijn waarschijnlijk permanent
verloren gegaan.
VOORZICHTIG: Bij systemen die gebruikmaken van externe gegevensopslag,
moet u zorgen dat de server de eerste eenheid is die wordt afgesloten en de
laatste die wordt opgestart. Zo voorkomt u dat schijfeenheden ten onrechte als
'defect' worden gemarkeerd.
Hoewel vaste-schijffouten niet vaak voorkomen, is het belangrijk om kritieke
gegevens hiertegen te beschermen. Om zeker te zijn van een snel en transparant
herstel wordt u aangeraden de arraycontroller te configureren met hardware-
matige fouttolerantie (zie appendix D). Deze methoden zijn betrouwbaarder
dan softwarematige fouttolerantiemethoden of schijfduplexing.
U wordt ook aangeraden regelmatig backups te maken voor het geval dat er
ernstige fouten optreden.
Als een schijfeenheid defect raakt terwijl de hardwarefouttolerantie is
ingeschakeld, wordt de werking van het systeem niet onderbroken. U moet de
schijfeenheid echter zo spoedig mogelijk vervangen om uitval van de array te
voorkomen. Als u de defecte schijfeenheid niet vervangt, is de enige keuze die
u in het hulpprogramma CPQONLIN kunt opgeven, het verwijderen van
logische volumes. Zorg dat u geen logische schijfeenheden verwijdert die
geldige gegevens bevatten, anders gaan de gegevens verloren.
Als u de status van een schijfhersteloperatie wilt controleren, selecteert u de
logische schijfeenheid in het hoofdconfiguratiescherm en drukt u op F3. Het
scherm Logical Drive Information (afbeelding E-2) geeft de status van de
schijfeenheid weer.