5-2 Compaq Smart Array 5300 Controller - Gebruikershandleiding
Smart Array 5300 installeren
3. Schakel de server uit.
VOORZICHTIG: Bij systemen die gebruikmaken van externe gegevensopslag,
moet u zorgen dat de server de eerste eenheid is die wordt afgesloten en de
laatste die wordt opgestart. Zo voorkomt u dat schijfeenheden ten onrechte als
'defect' worden gemarkeerd.
4. Schakel alle randapparatuur uit die op de server is aangesloten.
5. Haal het netsnoer uit het stopcontact en vervolgens uit de server.
BELANGRIJK: Zie het gedeelte 'Instructies voor externe bekabeling' verderop in dit
hoofdstuk om de externe bekabelingsvereisten te bepalen als u een bestaande Smart
Controller vervangt door een nieuwe Smart Array 5300 Controller.
6. Koppel alle randapparatuur los van de server.
WAARSCHUWING: Laat de interne systeemonderdelen en hot-pluggable
schijfeenheden afkoelen voordat u ze aanraakt, om het risico van brandwonden
te beperken.
7. Verwijder of open het paneel.
VOORZICHTIG: Elektrostatische ontladingen kunnen de elektronische
onderdelen beschadigen. Zorg dat u niet statisch geladen bent wanneer u met
deze procedure begint. Zie appendix B voor informatie hierover.
Als u van plan bent gebruik te maken van Advanced Data Guarding (RAID
ADG), installeert u de RAID ADG Enabler Module op de Smart Array 5300
Controller voordat u de controller in de server installeert. De enablermodule
moet aanwezig zijn om RAID ADG beschikbaar te laten zijn als
fouttolerantieoptie. Bovendien moet de array-acceleratorcache niet kleiner zijn
dan 64 MB wanneer u RAID ADG gebruikt. Zie hoofdstuk 9 voor installatie-
instructies voor de enablermodule of cache.